Bekeerling

In haar redactioneel Rechtlijnigheid in Arts en Auto 01 2016, noemt hoofdredacteur Marjan Enzlin zichzelf  ‘al meer dan twintig jaar het trouwste bijna-lid van de VdtK’ . Dat ook reguliere zorgprofessionals in toenemende mate alternatieve geneeswijzen aanbieden, vindt zij een verwarrend gegeven. A.L.B. Rutten, arts voor homeopathie, gaat in op haar uitnodiging het standpunt vanuit de ‘alternatieve hoek’ toe te lichten.

Lex Rutten is Homeopathisch arts in Breda

Lex Rutten is Homeopathisch arts in Breda

Geachte mevrouw Enzlin,

Uw belangstelling voor de mening van lezers van Arts en Auto over alternatieve geneeskunde stel ik zeer op prijs. Ik ben zo’n ‘bekeerde’, in 1978 gestart als huisarts zonder enige kennis van homeopathie en sinds 1979 stap voor stap meer bezig met homeopathie. Waarom? Ik had een jonge praktijk met veel kinderen met regelmatig otitis media en keelontstekingen. Dat antibiotica niet helpen bij keelontsteking wist ik al, maar toen werd ook bekend dat ze niet helpen bij otitis media. Ik was, en ben nog steeds, een voorstander van een wetenschappelijke aanpak. Dus schreef ik hiervoor geen antibiotica voor. Dat was moeilijk voor patiënten; sommigen accepteerden mijn uitleg, anderen gingen over naar een collega die wel antibiotica voorschreef en weer anderen gingen naar een homeopaat.

Die homeopaat zat achter in de winkel van de drogist, zeer verwerpelijk in mijn ogen. Maar mijn (ouders van) patiënten waren enthousiast over het resultaat. Zij vroegen mij om homeopathie voor te schrijven, omdat ze mijn weerstand tegen geneeskunde in een drogist door een medisch ongekwalificeerde wel begrepen. Een redelijke wens, maar bovendien leek mij een onschadelijk homeopathisch geneesmiddel dat niet werkt beter dan een regulier geneesmiddel dat niet werkt maar wel schadelijk is.

Mijn oordeel over homeopathie heb ik moeten bijstellen naarmate ik daar meer ervaring mee kreeg en door vergelijken van het effect van mijn homeopathische met dat van mijn reguliere voorschriften. In het begin schreef ik bij ieder kind met otitis media het homeopathisch middel voor dat de ouders aan hun kinderen gaven, Chamomilla. Soms werkte dat, meestal niet, maar als het werkte kwam de oorontsteking minder terug en bleek het steeds minder vaak nodig. Dat was met antibiotica anders: de ouders meenden dat antibiotica meer recidieven gaf en onderzoek gaf hen later gelijk (Bezáková, Damoiseaux, Hoes, Schilder, & Rovers, 2009). Enige literatuurstudie leerde dat het homeopathisch middel niet alleen bij de kwaal maar ook bij de persoon moet passen. Tegenwoordig noemen we dat personalised medicine. Chamomilla helpt vaker wanneer het een kind is dat rustig is op de arm van de moeder, maar begint te krijsen wanneer je het neerlegt. Een kind met oorontsteking dat ’s nachts tandenknarst en meer pijn heeft bij liggen zal eerder baat hebben bij Belladonna. Dergelijke symptomen noemen we nu prognostic factors en kunnen gevalideerd worden (Riley et al, 2013)(Rutten & Stolper, 2009). Door me te concentreren op kinderen die deze beelden vertoonden werd het succespercentage groter. Steeds duidelijker bleek dat homeopathie anders werkt dan reguliere farmacie.

Vroeger dacht ik “homeopathie kan niet werken”. Deze ervaringen leerden dat dit onnauwkeurig was. Juister is “homeopathie kan niet werken als reguliere farmacie”, want het werkt inderdaad anders. Is een ander werkingsmechanisme onmogelijk? Hoeveel weten we nu eigenlijk over levende systemen, en is juist een onbegrepen mechanisme niet een aantrekkelijke optie wanneer het reguliere mechanisme faalt? Of, zoals Einstein het formuleerde: “We can’t solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them”.

Lees verder (pdf).

Delen