Bij Colmar rechtsaf

Al zeker vijftien jaar hadden we het er steeds over: dat wij onze junireis naar Basel een keer in Colmar zouden onderbreken. Die jaarlijkse trip gaat naar Art Basel, de belangrijkste beurs voor (hedendaagse) beeldende kunst ter wereld, die mijn vrouw vanwege haar beroep niet graag mist. In Colmar hangt, in Musée Unterlinden, het Isenheimer altaar: een monumentaal veelluik-altaarstuk geschilderd door Matthias Grünewald in de periode 1511 – 1517.

Detail uit het Isenheimer altaar van Matthias Grünewald.

Detail uit het Isenheimer altaar van Matthias Grünewald.

Afgelopen juni was het dan eindelijk écht zo ver en namen we die afslag naar Colmar. Het altaar, en de tentoonstelling er omheen, was echt schitterend-indrukwekkend, dus onbegrijpelijk dat we er zo vaak langs gereden zijn… Maar voordat ik hier iets over zou schrijven, was het wachten op de juiste extra trigger. Die vond ik eerder deze week in een artikel in The Guardian, door de Britse kunstpublicist Jonathan Jones. De kop daarboven luidt Should hospital art be jolly – or should it portray the truth about pain?, wat eigenlijk al meteen aangeeft hoe deze auteur hier zelf over denkt.

Vertrekpunt voor Jones is een recent artikel in The Wall Street Journal, over “the healing powers of public art.” Niet alleen in Nederlandse ziekenhuizen vind je intussen best veel beeldende kunst, al dan niet bewust ingezet omwille van een ‘healing environment’, ook in Amerika gebeurt dit steeds meer. En intussen is er ook onderzoek naar wat voor (soort) kunst, in een ziekenhuisomgeving, nou de beste uitwerking heeft.

De uitkomsten zullen niet verrassen. Patiënten voelen zich het prettigst bij kunst die figuratief is in plaats van abstract, en die thema’s en prikkels uitstraalt als natuur, schoonheid, harmonie, rust.

Maar Jonathan Jones in The Guardian neemt hiermee geen genoegen. Echt waardevolle wetenschap en onderzoek streven méér na dan alleen maar bevestigen wat ‘common sense’ ons al had kunnen vertellen. Het wijst ook de weg naar nieuwe, onverwachte maar daarom nog niet minder waardevolle inzichten. Waarbij we in dit geval niet alleen te rade moeten gaan bij conventionele vormen van (psychologisch) onderzoek, maar daarnaast ook bij de kunstgeschiedenis.

Dit laatste voert ook Jones naar Colmar, en naar Matthias Grünewalds wereldberoemde altaarstuk. Wat we daarop zien, is vooral veel fysiek lijden, door zowel ziekte als (on)mensenhand veroorzaakt en huiveringwekkend-realistisch in beeld gebracht. Uiteindelijk verrijst Christus in ongeschonden glorie, maar daarvóór trekt aan ons oog een breed spectrum voorbij van maar al te herkenbare gruwelijkheden.

Grünewald schilderde zijn altaarstuk voor de kapel van het ziekenhuisklooster in Isenheim, niet ver van Colmar, waar monniken – volgelingen van Sint Antonius van Egypte (251-356)  – zich vooral bekommerden om lijders aan ergotisme. Ook wel Sint-Antoniusvuur genoemd, is dit een vreselijke vergiftigingskwaal, veroorzaakt door het eten van met een schimmel besmet graan. De therapeutische methoden van de ziekenhuisbroeders van Sint-Antonius zouden, achteraf bezien, zeker niet de goedkeuring krijgen van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Maar veel belangrijker was dat zij hun patiënten ook verzórgden, in een tijd waarin die verder nergens anders terechtkonden.

Voor Jonathan Jones is het Isenheimer altaar een krachtige weerlegging van het axioma dat je ziekenhuizen uitsluitend moet vullen met vrolijke kunst. “Why assume that all patients have infantile minds?”, schrijft hij. “Grünewald offers hope and bright colours – but he also portrays pain. To me, it seems that such realism matters if hospital art is to mean anything (…) Subjecting the patient to kitsch joyous propaganda that is transparently false, may therefore incite despair. A sense of truth is the most powerful thing in art, in hospitals or anywhere else.”

In hoeverre Jones hier gelijk heeft, weet ik zelf niet zo een-twee-drie. Maar de vraag die hij oproept, is intrigerend genoeg. En dit weet ik in ieder geval heel zeker wél: dat ook u – als u zelf een keer richting Basel rijdt, in Duitsland over de A5 of in Frankrijk over de A35 – er goed aan doet om ter hoogte van Colmar rechtsaf te slaan, voor een omweg van niet meer dan een uurtje of twee waar u gegarandeerd geen spijt van krijgt.

Delen