Dieren- en mensendokters

Ik ben nog nooit bij een dierenarts geweest. Dat hoeft geen verbazing te wekken, want ik ben nu eenmaal geen hond en we hebben thuis geen huisdieren. Die zijn er echter wel geweest. Het begon met goudvissen, daarna kreeg dochterlief van een jonkie uit haar klas wandelende takken en diezelfde dochter smeekte net zolang tot het gezin werd uitgebreid met twee dwergkonijnen, die zich helaas tot haar grote verdriet niet als haar andere knuffels wilden gedragen. Daarmee kwam echter wel de dierenarts in zicht.

Ik heb – zowel dood als levend – mensen met gruwelijke verminkingen gezien, niet leuk natuurlijk maar het hoort bij jouw beroep als huisarts. Met zieke, halfdode en dode dieren tot en met stukken vlees waarin iets van hun dierlijke oorsprong is te herkennen moet je echter niet bij mij aankomen. Daar kan ik echt niet tegen. Dus kwamen alle bezoeken aan de dierenarts voor conto van mijn lieve echtgenote. Het begon met de geslachtsbepaling van Witje of Vlekje en eindigde met de voortijdige dood van beide dieren: de één door een gemene infectie en de ander waarschijnlijk door kanker.

Dingen die zijn zoals ze vermoedelijk altijd zijn geweest vallen nauwelijks meer op. In ziekenhuizen delen artsen de werkvloer met verpleegkundigen en verzorgenden, maar wat weten zij van elkaar? Twee decennia had ik regelmatig fysiotherapeuten aan de lijn, wij zagen elkanders patiënten maar zelden of nooit elkaar. Een paar maanden geleden werd ik geattendeerd op de bundel Pijn en Lijden, een fundamentele beschouwing, geschreven door Leo Hagenaars en John Bos. Toen ik hoorde dat beide auteurs fysiotherapeut zijn, was – ik schrijf dit met grote schaamte – mijn eerste gedachte: wat weten die nu van dit onderwerp?

Het beeld van de zorgsector als bolwerk bestaat nog wel, maar het fundament zit vol barsten. We zijn ons niet meer bewust van hetgeen wij met elkaar delen en dat lijkt mij een voorwaarde om elkaar te respecteren en op waarde te schatten. Specialisten worden superspecialisten, maar verliezen hun basiskennis als arts. Tijdens mijn medische opleiding werd ik grondig geschoold in de fysica en de chemie maar ik heb nooit colleges over fysiotherapie gehad, terwijl ik duizenden machtigingen voor een fysiotherapeutische behandeling heb uitgeschreven. Zo had ik ook graag een gastcollege van een dierenarts gekregen.

Afhankelijk van het ras leeft de gemiddelde hond tussen de tien en vijftien jaar. Ik heb dus inmiddels vier tot zes hondenlevens achter de rug. Wanneer ik deze levens had geleid, had ik u graag laten delen in mijn ervaringen met dierenartsen. Misschien had ik dan mijn verbazing geuit over het feit dat dierenartsen naar het schijnt geen colleges krijgen over mensen. Een paar dagen nadat Witje en Vlekje waren heengegaan, ontvingen wij echter van onze eigen dierenarts een kaart als blijk van medeleven. Daar kunnen mensendokters nog wat van leren.

Delen