Ernst Jansen: vraagtekens

‘Grootste medische strafzaak eindigt met vrijspraak’ kopt de NRC in de krant van 18 mei 2016 – onderaan op pagina 11 weggestopt – en correspondent Annette Toonen opent haar artikel door dit nog eens met een vette punt te beklemtonen: “De grootste medische strafzaak in Nederland, die tegen ex-neuroloog Ernst Jansen (70 jaar) is geëindigd met definitieve vrijspraak.” Verderop citeert ze gelukkig nog wel ter nuancering hoogleraar gezondheidsrecht Johan Legemaate die het oordeel van de Hoge Raad omschrijft als “een juridisch-technische uitkomst”: “Volgens het hof is Jansen nalatig geweest en heeft hij fouten gemaakt, maar het hof heeft (voorwaardelijke) opzet niet kunnen vaststellen.” Het artikel eindigt met de (geruststellende?) opmerking dat de voormalige neuroloog van de tuchtrechter nooit meer als arts mag werken.

Onder de titel ‘Jansen Steur verlamt rechter’ schreef ik bijna een jaar geleden: “Wat de rechter vanuit zijn juridisch perspectief begrijpelijkerwijs eist, is volgens mij nauwelijks mogelijk: het bewijs dat opzettelijk verkeerde diagnoses zijn gesteld. Een diagnose is namelijk per definitie geen bewezen feit maar een hypothese. Het gaat namelijk om de meest waarschijnlijke verklaring voor de klacht(en) van de patiënt. Een diagnose is gebaseerd op een anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek. (…) Ik zou echt niet weten op welke wijze bewezen moet worden dat een dokter met opzet verkeerde diagnoses stelt; dokters kunnen immers hun hypotheses altijd wel op de een of andere wijze onderbouwen. De geschiedenis van de geneeskunde laat zien dat er op dit gebied weinig zekerheden zijn.”

Ons leven zit vol onbeantwoorde vragen maar daar houden zowel lage als hoge rechters nu eenmaal niet van

Ons leven zit vol onbeantwoorde vragen maar daar houden zowel lage als hoge rechters nu eenmaal niet van. ‘Grootste medische strafzaak eindigt met vraagtekens’, had wellicht meer recht gedaan aan de feiten die er liggen en de gevoelens die er leven, maar gevoelens zijn voor rechters bermbommen. In de geneeskunde heeft de Latijnse uitdrukking ‘in dubio abstine’ de betekenis van: weet je het als dokter niet zeker, grijp dan niet in; liever vraagtekens dan het risico op vermijdbare complicaties. In de rechtspraak leidt dezelfde uitdrukking echter tot een punt: de beschuldigde krijgt het voordeel van de twijfel en daarmee is de kous af. Tussen niet kunnen vaststellen dat er geen sprake is geweest van een (voorwaardelijke) opzet én ‘definitieve vrijspraak’ met de suggestie dat er géén sprake is geweest van een (voorwaardelijke) opzet ligt in mijn gevoel een kloof, die overbrugd had kunnen worden door het plaatsen van vraagtekens.

De rechters achten bewezen dat Ernst Jansen nalatig was. De Van Dale definieert een ‘nalatigheid’ als een ‘fout doordat men iets nalaat’. In de medische branche kan een nalatigheid – zeker wanneer het om een grove nalatigheid gaat – ernstige en soms zelfs dodelijke gevolgen hebben voor patiënten. Volgens het tuchtcollege is van deze grove nalatigheid zeker sprake.

Bij letselschadespecialist Yme Drost hebben zich volgens de NRC de afgelopen jaren meer dan tweehonderd ex-patiënten en nabestaanden van patiënten van Ernst Jansen gemeld. Dan lijkt er toch sprake van herhaalde grove nalatigheid, die hierdoor extra verwijtbaar wordt. Stel dat ik in mijn wagen met 120 km/uur door de stad scheur en een dodelijk ongeluk veroorzaak? Is er dan sprake van opzet? En stel ik dat ik dit een paar keer achter elkaar doe? Nu klopt deze vergelijking natuurlijk niet helemaal. Bij medisch handelen kan immers een goede advocaat achter elk woord een vraagteken plaatsen, zelfs wanneer het gaat om meerdere gevallen van grove nalatigheid. Aan de ultieme vraag – is er sprake van een (voorwaardelijke opzet) – durft zich dan geen enkele rechter te wagen.

In een rechtsstaat functioneert de rechterlijke macht naast de wetgevende macht en de uitvoerende macht. Gezagdragers aan de top van deze drie, onafhankelijk van elkaar opererende machten verwachten van burgers een blind vertrouwen. Dat vertrouwen – inclusief de de visie dat het volstaat om opgelegde regels te volgen – is niet terecht. De drie machten kennen ieder eigen beperkingen. Op zich is dat niet erg, want deze zijn inherent aan elk systeem. Maar het wordt wel erg wanneer de beperkingen niet leiden tot enige bescheidenheid. Wanneer de NRC schrijft over ‘het laatste oordeel’ van de Hoge Raad, mag dit voor de rechtelijke macht een punt achter een spraakmakende affaire betekenen, maar dat is het zeker niet voor de slachtoffers, die zich miskend voelen in het feit dat zij uiteindelijk geen gehoor hebben gevonden voor fundamenteel ervaren onrecht. Dat Ernst Steur niet achter de tralies hoeft is misschien dan nog minder erg dan het feit dat de Hoge Raad geen vraagtekens mag plaatsen.

Delen