Het moeilijke gesprek

Vorig jaar werd bij 101.500 Nederlanders kanker geconstateerd. In 2020 zullen circa 123.000 mensen deze diagnose krijgen, verwacht KWF Kankerbestrijding. De reden is simpel: we worden steeds ouder. Tegelijkertijd is er de uitkomst van een peiling onder huisartsen waarin 80 procent van hen aangeeft moeite te hebben om met een ernstig zieke patiënt te praten over de vraag of doorbehandelen nog zin heeft.

Steeds meer kankerpatiënten overleven de eerste vijf jaar na de diagnose, vaak niet in volledige gezondheid, maar als chronische patiënt. Naast deze mensen zijn er de ouderen met diabetes, hart- en vaatziekten, astma/COPD of andere chronische ziekten, of – nog veel vaker – een combinatie daarvan. Mensen die gedurende de loop van hun chronisch ziekteproces steeds ouder en daarmee ook steeds zieker worden. Dit zijn allemaal mensen van wie het met de huidige overheidsplannen de bedoeling is dat ze in de eerste lijn blijven als ze in de chronische fase van hun ziekteproces komen. Mensen dus die voor medische controles en vragen primair in de huisartsenpraktijk komen. Het is dan waardevol als de huisarts op enig moment de vraag aan de orde stelt welke verwachtingen zo iemand nog van het leven heeft. Doorgaan met behandelen is in heel veel gevallen mogelijk, maar kan op een gegeven moment eerder een aantasting van de kwaliteit van leven betekenen dan dat het deze verbetert. En doorgaan met behandelen betekent vaak dat de patiënt toch weer naar de tweede lijn verwezen wordt, terwijl daar ook de medisch specialist weet dat er grenzen zijn aan de waarde die verder behandelen voor zo iemand heeft.

De beoogde substitutie van zorg van tweede naar eerste lijn loopt dus spaak als die zonder maatschappelijk debat over de grenzen van medisch handelen wordt ingezet.

Delen