Opleidingsniveau en compassie

Met zijn brief Waardigheid en trots. Liefdevolle zorg. Voor onze ouderen gaf staatssecretaris Martin van Rijn vorige maand het startschot voor het traject waarin zorgorganisaties in tweehonderd pilots innovatieve ideeën gaan ontwikkelen om de kwaliteit van de verpleeghuiszorg te verbeteren. In de vele interviews die ik de laatste maanden in verpleeghuizen heb, komt in de discussie over die kwaliteit steeds weer één thema bovendrijven: het opleidingsniveau van de medewerkers.

De gedachte dat deze medewerkers in toenemende mate een hbo-niveau moeten hebben, lijkt logisch: Het overheidsbeleid is erop gericht dat mensen ook bij toenemende kwetsbaarheid zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Komen ze eenmaal in aanmerking voor een plaats in een verpleeghuis, dan is hun zorgvraag inmiddels uiterst complex. En dan is dus inzet nodig van medewerkers op hbo-niveau, om op verantwoorde wijze met die complexiteit te kunnen omgaan.

Maar is die gedachte ook zo logisch? De aanwezigen tijdens een invitational van In voor zorg!, eind april in Nieuwegein, kwamen er niet uit. Waar de een vond dat een hbo-niveau inderdaad onontbeerlijk is, vond de ander juist dat het welbevinden van de cliënt voorop moet staan en dat verpleeghuizen dus moeten loskomen van het medisch model. Ook tijdens die interviews die ik doe, hoor ik tegenstrijdige meningen over het onderwerp. De brief van Van Rijn geeft nog geen eensluidend antwoord. De leidraad voor een verantwoorde personeelssamenstelling zal op 1 januari 2016 klaar zijn, lezen we daarin.

Ik ben benieuwd welk gewicht in die leidraad gegeven wordt aan de diverse competenties die aan verpleeghuismedewerkers dienen te worden gesteld, en welk gewicht daarin aan de competentie ‘compassie met de cliënt’ wordt gegeven. Compassie is niet voorbehouden aan mensen met een hbo-niveau.

Delen