Waar het schip strandt

Bestuursvoorzitter Jos Aartsen van het UMC Groningen “ergert zich kapot” aan de zorgverzekeraars, stelde hij tijdens zijn nieuwjaarstoespraak . Hij vindt dat de zorgverzekeraars niet zo moeilijk moeten doen over de contractering van protonencentra. Econoom Marcel Canoy geeft hem goed weerwoord: “Het gaat erom dat er niet hopeloos veel verzekeringsgeld wordt verkwist. In Duitsland behandelen de twee centra per jaar vierhonderd patiënten en daar is al onbenutte capaciteit.”

Aartsen stelt het in het belang van de patiënten niet te kunnen laten gebeuren nog langer te moeten wachten op de zorgverzekeraars. Toch hebben die wel degelijk een punt als ze stellen dat ze eerst meer bewijs willen voor de waarde van protonentherapie. Canoy was medeauteur van een rapport dat duidelijk maakt dat die meerwaarde voor grote groepen nauwelijks wetenschappelijk is bewezen. (Lees voor meer achtergrond ook even de uitleg van Ben Crul) In dit licht is het de vraag of Aartsen de patiënten over wie hij het heeft een dienst bewijst of valse hoop geeft. Wijst onderzoek uit dat de meerwaarde van protonentherapie tegenvalt, dan leidt zijn houding van ‘We gaan gewoon bouwen en we zien wel waar het schip strandt’ tot een enorme kapitaalvernietiging.

Maar de kernvraag blijft natuurlijk waarom Edith Schippers al toestemming heeft gegeven voor de bouw van vier centra voordat het antwoord op de meerwaarde van protonentherapie voldoende duidelijk is aangetoond.

Delen