‘Ik heb niets met dikdoenerij’

In 1955 schreef een brutale vierdejaarsstudent medicijnen in universiteitsblad Vox Veritatis een artikel over Arts en Auto. En in het bijzonder over dikke dokters met dikke auto’s en veel poeha. Het artikel leidde tot een rel in de medische wereld. Niettemin schopte de student het tot zenuwarts én hoogleraar fysiologische psychologie. Dit jaar verschijnt zijn boek Het Brein van farao tot fMRI. Aan het woord is Kees Brunia: “Ik heb nooit iets gehad met dikdoenerij.”

Tekst: Marjan Enzlin | Beeld: Nout Steenkamp

Zestig jaar nadat in Vox Veritatis het gewraakte artikel over dikdoenerij van dokters en hun Arts en Auto verscheen, zit de auteur ervan op de redactie. Oudere man, moderne kleding, hip sjaaltje om de hals. Als er een psychiatrische anamnese afgenomen had moeten worden, had in de status waarschijnlijk gestaan: ‘jonger ogend dan op grond van de kalenderleeftijd vermoed mag worden’. De rebelse student uit de jaren vijftig van de vorige eeuw is een keurige heer geworden, maar
binnen een minuut blijkt dat hij ook vandaag de dag geen blad voor de mond neemt. Openhartig vertelt hij over zijn loopbaan, drijfveren en persoonlijk leven. Daarbij en passant de wetenschappelijke wereld en ook zichzelf op de hak nemend. Zelfspot is hem niet vreemd en humor in het algemeen ook niet. Kees Brunia (82) heeft nog altijd een verfrissende kijk op de werkelijkheid.

Bespreking proefschrift van Kees Brunia door dr. F.A. Nelemans, Arts en Auto 14, 18 juli 1970.

Bespreking proefschrift van Kees Brunia door dr. F.A. Nelemans, Arts en Auto 14, 18 juli 1970.

“Tja, die toestand met dat artikel over Arts en Auto; dat werd me toch een rel. Er verschenen zelfs stukken over in de krant. En de redactie moest zich bij de rector magnificus komen verantwoorden. Hoe ze hadden kunnen toestaan dat een brutale vierdejaarsstudent zulke dingen schreef over de gevestigde medische professie? Ongehoord was het! Maar ik was niet erg onder de indruk. Ik heb nooit iets gehad met dikdoenerij. Het vervelendste vond ik geloof ik nog de reactie van mijn aanstaande schoonvader, die een deftig tandarts was. Kort na het verschijnen van mijn artikel moest ik bij hem langs. Hij opende de voordeur en zei: ‘Zo, jongeman, voel je de grond al onder je trillen?’. Grappig genoeg werd vijftien jaar later, in 1970, juist in Arts en Auto mijn proefschrift besproken door dr. Nelemans, medewerker van professor Bijlsma, de hoogleraar farmacologie die zo belangrijk is geweest voor mijn loopbaan en leven. Nelemans zat destijds in de redactie van Arts en Auto. Een bijzonder grappig toeval.”

Lees verder (pdf).

01-2014p010-013

Delen