Abraham

E-mail wordt dit jaar vijftig. Het eerste bericht in 1971 was waarschijnlijk ‘qwerty’, een paar willekeurige toetsen als test. Een computer zond het bericht aan een computer die ernaast stond. Maar al snel legden e-mails grote afstanden af.

E-mail werkt na vijftig jaar nog steeds vrijwel ongewijzigd. Dat is uitzonderlijk lang voor een digitale techniek. In de tussentijd kwam de fax en verdween deze weer. De cd verscheen en maakte plaats voor streaming. Wie weet nog wat WAP of een DAT-recorder is?

Het is een opmerkelijk succes voor een techniek die zo onhandig is. Uren gaan heen met het bekijken van berichten waarvan u een kopie krijgt, het opschonen van de inbox of het bestrijden van spam. Telkens weer blijkt dat het handiger is om te overleggen via Microsoft Teams of Slack, waarbij teamleden de berichten op één plaats samenbrengen. Dat is overzichtelijker dan ze te verspreiden over mailboxen van tientallen mensen, die ze moeilijk terugvinden tussen alle nieuwsbrieven en mededelingen. Bedrijven en instellingen strijden daarom tegen e-mail en verbieden die soms zelfs.

‘De onhandigste digitale techniek is ook de oudste’

E-mail dringt zich alleen maar verder op. In het begin was e-mail zo handig, omdat u dan niet meteen hoefde te reageren, zoals wel moet bij een telefoongesprek. Maar nu staat het mailprogramma bij veel mensen de hele dag aan en krijgt u boze berichten als u niet meteen antwoordt.

E-mail dankt het onwaarschijnlijke succes aan de eenvoud ervan. De berichten lijken op de brieven die mensen al duizenden jaren schrijven. Technisch is het ook simpel, zodat allerlei apparaten ervoor geschikt zijn. Zo kon e-mail zich makkelijk aanpassen aan internet, toen dat in de jaren negentig kwam, e-mail vond zijn weg naar de cloud en naar smartphones. Zelfs een thermostaat stuurt een mailtje als het te warm wordt in huis.

Niemand zegt het eigen e-mailaccount op, want dan ben je onbereikbaar. De kracht van e-mail is dat iedereen het heeft, hoe onhandig het ook is.

Delen