Achter het front

‘Het hele ziekenhuis stond door de pandemie op zijn kop. Maar hier op de poli was juist vrijwel niets te doen. Daarom werd ik als assistent van de oogartsen elders ingezet. Zo heb ik een tijdje bij de triage gewerkt. Daarna mocht ik als chauffeur mensen van de prikdienst naar patiënten thuis rijden. Daar waren soms erbarmelijke taferelen. Dat hakte er flink op in. Ik probeerde hen dan wat op te vrolijken. Het klinkt misschien gek maar ik heb de afgelopen periode juist heel veel gelachen.

Ik weet niet of u gelovig bent. Als kind ging ik altijd trouw met mijn vader naar de kerk. Daar hoorde je in elke mis van meneer pastoor dat die én die én die én die waren overleden. Op een gegeven moment werd mij dat écht te gortig. Natuurlijk, de dood hoort bij het leven, ik stop mijn kop daarvoor echt niet in het zand. Maar ik ben nu eenmaal niet zo’n type om te treuren. Laten we het met elkaar vooral een beetje leuk houden. Er is ellende genoeg.

‘Het klinkt misschien gek maar ik heb de afgelopen periode juist heel veel gelachen’

Volgens mij is er niemand van onze afdeling met ‘hét virus’ besmet. Ook niet in mijn directe omgeving. Iemand van de prikdienst heeft wel op de IC gelegen. Die was er heel ernstig aan toe. Zijn beide ouders zijn aan ‘hét virus’ overleden. Natuurlijk kon hij zelf niet naar hun begrafenis. Zijn vrouw raakte ook besmet maar was er minder ernstig aan toe. Hun zoon moest een tijdje uit huis worden geplaatst. Best wel zielig. Iedereen had het erover.

Voor mij is de pandemie gewoon een opruimactie. Nederland vergrijst. De zwaksten gaan eraan. Natuurlijk zal ooit de grote klap komen. Net zoals toen met de Dinosauriërs. Daarmee was het ook ineens gedaan. Over hoeveel tijd zal er weer zo’n grote meteoriet inslaan? Je weet dat het een keer gaat gebeuren. Het is een kwestie van wachten, wachten en nog eens wachten. Maar het kan natuurlijk ook een gigantische pandemie zijn. Zo gaat dat! Maar ik ben en blijf een positief mens.’

Delen