Acute toekomst

Op Twitter ontstond direct uitgebreide discussie over het voorstel van Han Noten, voorzitter van Ambulancezorg Nederland, om de zorgcoördinatiecentra vergaande macht te geven. Zijn verwachting dat dit op ‘weerstand van alles en iedereen’ kon rekenen, bleek terecht.

“Mijn droom is dat een ZCC toegang heeft tot het patiëntendossier en de mogelijkheid heeft om bijvoorbeeld half elf ’s avonds in het afsprakensysteem een consult vast te leggen”, zegt Noten. “Het ZCC plant dan een patiënt in dat systeem.” Hiermee bedoelt hij dat het ZCC ook toegang moet krijgen tot alle afspraaksystemen van de huisartsen, om een consult te kunnen vastleggen.

Drie, twee, één…en los ging het op Twitter. Niet eens zozeer over die toegang tot het patiëntendossier, want daarin zit beslist een zekere redelijkheid als het om acute situaties gaat. Nee, vooral van de zijde van de huisartsen, onder wie de consensus was dat de regie bij hen moet blijven. Met de toevoeging: ‘…die de patiënt kennen’.

‘Hoeveel huisartsen kennen hun patiënten daadwerkelijk zo goed?’

Het is de bekende boodschap uit die hoek in alle discussies over de toekomst van de huisartsenzorg. Historisch is het inderdaad zo dat de huisarts de patiënt en diens levensloop en netwerk heel goed kent en die kennis kan meenemen in zijn beslissing. Het is bij uitstek een van de mooiste en meest waardevolle aspecten van het huisartsenvak.

Maar de vraag is hoeveel huisartsen er nog zijn die hun patiënten daadwerkelijk zo goed kennen. En hoeveel dit er over vijf jaar zijn als 40 procent van de praktijkhoudende huisartsen met pensioen gaat. Jonge huisartsen tonen zich weinig enthousiast om die praktijkhoudende rol over te nemen en hierin lijkt ook niet heel snel verandering te komen.

De huisartsen hebben een beter argument nodig om te staven waarom die regierol bij hen moet blijven.

Delen