Alle mensen zijn ongelijk
Hoogleraar sociale geneeskunde Karien Stronks ziet de gezondheidsverschillen tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Nederland als de grootste uitdaging van de toekomst. Ik vind dit een sympathieke stellingname en begrijp die ook wel. Laagopgeleide mannen leven zeven jaar korter dan hoogopgeleide. En mensen die gestimuleerd worden om een gezonde keuze te maken – zoals stoppen met roken – hebben een grotere kans om die gezonde keuze over een langere periode van hun leven vol te houden dan mensen die hierbij geen hulp krijgen.
Maar toch. Gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen hebben sinds het begin der mensheid bestaan en zullen ook onuitroeibaar blijken te zijn. We kunnen ervoor zorgen dat alle mensen dezelfde goede uitgangssituatie hebben door de infrastructuur veilig te maken: riolering aanleggen, verkeersveilige woonerven creëren, het dragen van autogordels verplichtstellen. Dat soort dingen. Daarmee komen we een heel eind.
Maar ik vraag mij af of daarmee de grenzen van beïnvloeding van gezondheidsverschillen tussen verschillende bevolkingsgroepen niet akelig snel in zicht komen. De ene mens is nu eenmaal sociaal en intellectueel begaafder dan de ander, en dus beter in staat een sociaal netwerk en goede leefomstandigheden af te dwingen. De een is door genetische invloeden en omgevingsfactoren meer vatbaar voor ongezond gedrag dan de ander. Alle mensen zijn verschillend, het is niet anders. En hoewel het asociaal is om hieruit de conclusie te trekken dat survival of the fittest de verkiesbare weg is, moeten we ons wel realiseren dat niet alles maakbaar is. Van alle Europeanen kampt 38 procent met een geestesziekte. Dat is toch een duidelijke indicatie voor het feit dat niet iedereen zich in het keurslijf wil laten dwingen van wat we bij democratische meerderheid als ‘normaal’ hebben afgesproken, zou ik zeggen. En geen enkel overheidsbeleid zal dit veranderen.