Allerzielen

Op 19 oktober 2013 overleed Thomas Blondeau (1978-2013) op 35-jarige leeftijd onverwacht aan een aortaruptuur. Op de Vlaamse Boekenbeurs gaf deze Belgische schrijver, dichter en journalist als ‘boekendokter’ in een nagebouwde doktersspreekkamer ‘literaire’ recepten aan lezers met medische problemen. Journalist en columnist Roderik Six (1979) richtte postuum het woord tot zijn collega:

En jij, Thomas?
Waar ben je nu?

Dwaal je doelloos rond in een Grieks schimmenrijk, of ben je slechts omgeven door een rustgevend zwart, of is het – zoals we hoopten – een allesverpletterend niets? (…)

Je gaat maar niet voorbij, jongen. Zeker, er is adem. Maar geen verademing. Je naam mag niet vallen of je bent daar, en meteen ook weer verschrikkelijk niet. Ik krijg het niet verkropt, vrees soms in te storten zonder jou. (…)

Ergens, lieve Thomas, zal het altijd herfst blijven.

Je naam mag niet vallen of je bent daar, en meteen ook weer verschrikkelijk niet

Onder de titel ‘Bericht vanuit de Pels’ droeg Menno Wiegman (1966-2018) een gedicht aan Thomas Blondeau op. Café de Pels is een Amsterdamse bruine kroeg, waar al meer dan een halve eeuw onder meer journalisten en kunstenaars komen.

Thomas! Ik ken een kroeg waar men vermoedt
            dat de tijd er niet toe doet. Ze drinken er
                        en glijden laks een slap horloge uit.

Thomas, die kroeg deint als een schip, een schoot
            en wie er meedrinkt wordt een bondgenoot
                        tegen de tijd. Ik weet dat je het niet

meer zo op mensen hebt, maar hier behelpt
            men zich met bier, hier gutst het leven, even
                        zal men je van die snik in je genezen.

Dus je komt niet? Wilt geen Verhalen drinken,
            verlaat je huis niet voor subliem gezeik,
                        valt stuk als speelgoed zomaar uit de tijd?

Menno Wigman was in Amsterdam als één van de trouwste dichters betrokken bij ‘eenzame uitvaart’. Zij maken voor mensen die zo eenzaam zijn gestorven dat er niemand is die de uitvaart wil regelen of bezoeken een gedicht voor de overledene, dat tijdens de uitvaart wordt voorgelezen. Op maandag 12 september 2016 droeg Menno Wigman het gedicht ‘Hou niet van mij’ voor op de uitvaart van een man die op 1 januari 1970 in Servië was geboren en die zich in juli 2016 ophing in een bosje aan de Geuzenkade te Amsterdam. Het eindigt met de regels:

Hoelang al was je in jezelf verongelukt?
Waar kon je heen met die beladen huid?
– Jij met je laarzen vol verstand, verstrikt

in hevig wit en radeloze razernij,
je zocht gejaagd een lus voor je gelijk,
hing het op straat voor iedereen te kijk.

F. Starik (1958-2018), die zestien jaar lang de eenzame uitvaarten in Amsterdam regelde en anderhalve maand na Menno Wigman overleed, schreef aan een tante van zijn collega: ‘Als je iets opbouwt, zul je met de stenen moeten leven. Tussen de zelf gemetselde muren. Er is geen ontsnappen aan. Als ik dat zo nog aan Menno had mogen vertellen, hadden we gegiecheld om de bouwvakkermetaforiek.’ ‘Maar – zo vervolgt Starik – ik kan het niet meer aan Menno vertellen, dan moet ik eerst naar Zorgvlied fietsen.’

Vrouwkje Tuinman (1974) verwerkte het overlijden van haar partner F. Starik in haar zesde dichtbundel die als titel ‘Lijfrente’ kreeg. Het prozagedicht ‘Opzichtige dromen’ omvat acht herinneringen. De laatste luidt:

Maanden later hurk je plotseling naast mijn bed. Je noodt me je te
omhelzen. Ik denk: dan zal je wel doorzichtig blijken, onstoffelijk. Maar
dat is niet zo. Je voelt precies als vroeger. Ik houd je vast, jij mij niet.

Net als de liefde drukt rouw een stempel van onwerkelijkheid, hinderlijkheid op de wereld’’

Als recept voor degenen die rouwen schreef ‘boekendokter’ Thomas Blondeau ‘Rouwdagboek’ van Roland Barthes (1915-1980) voor. Dit meldt Roland Six in het boek De boekendokter en zijn toelichting hierbij begint met de impact die de dood kan hebben:

Er zou maar één zekerheid zijn in het leven. Dat je doodgaat. Als dat waar is, dan veronderstelt dat op zijn minst nog een zekerheid; namelijk dat je iemand zult verliezen. Die onontkoombare zekerheden horen niet alleen bij het leven, ze zorgen er ook voor dat het leven erdoor gevormd wordt. Dat vormingsproces kan op zijn best uitdraaien op een drastische ingreep in hoe je tegen het bestaan aan kijkt. In veel gevallen is het echter een grove verminking.

Uit Rouwdagboek van Roland Barthes:

18 mei 1978
Net als de liefde drukt rouw een stempel van onwerkelijkheid, hinderlijkheid op de wereld, het sociale leven. Ik bied weerstand tegen de wereld, het sociale leven, ik lijd onder wat ze van mij vraagt, onder de vragen die ze oproept. De wereld vergroot mijn droefheid, mijn ongevoeligheid, mijn ontreddering, mijn ergernis, enzovoort. De wereld deprimeert mij.

Bronnen:
De boekendokter (2014) – Thomas Blondeau & Roderik Six
Dichter van dienst over De eenzame uitvaart (2019) – F. Starik
Lijfrente (2019) – Vrouwkje Tuinman
Rouwdagboek (2009) – Roland Barthes
Verzamelde gedichten (2019) – Menno Wigman

Delen