Altijd troosten

Over een paar weken moet ik naar het ziekenhuis voor de jaarlijkse controle. Er moet een mammografie gedaan worden, en daarna moet ik langs de chirurg.

Ik vind het spannend. Dat is een eufemisme voor: ik zie ertegenop. En dat is weer een eufemisme voor: ik ben bang. Gelukkig gaat mijn beste vriendin mee, zodat ik mij gesteund weet.

Waarom ben ik bang? Omdat mijn lichaam, mijn trouwe dienaar, mij een keer verraden heeft en dat best nog eens kan doen. Ik bekijk mijzelf met argwaan en wantrouwen, allebei vormen van angst. En dat was voor mijn operatie niet het geval. Mijn lichamelijk functioneren was van een plezierige vanzelfsprekendheid, en die is volledig verdwenen. Het is ook niet meer mogelijk signalen van mijn lichaam te interpreteren zoals ik dat vroeger deed.

‘Alles wat ik voel heeft betekenis gekregen, niets is meer onschuldig’

Vroeger lette ik helemaal niet op mijzelf. Daarom weet ik niet of de steken, de pijntjes, de vermoeidheid, de somberheid die ik nu opmerk nieuw zijn, of dat ze mij nu alleen maar zijn gaan opvallen. Alles wat ik voel heeft betekenis gekregen, niets is meer onschuldig. Want een onbetrouwbare dienaar moet je in de gaten houden. Dat is geen bewust besluit geweest, dat is vanzelf gegaan. De angst heeft zich genesteld, als een opdringerige kat die mij is nagelopen en nu niet meer weggaat.

In de weken voor de operatie, toen ik al wist dat er een tumor in mijn borst zat, voelde ik daar helemaal niets. Geen pijn, geen steken, niet gevoelig. Nu de tumor verwijderd is, voel ik van alles. En vanwege de redenen die hierboven staan, ben ik ongerust.

Nou kun je natuurlijk naar de dokter gaan met je bezorgdheid. Ter geruststelling. Alleen, als je eerlijk bent, weet je dat geen enkele arts je gerust kán stellen. Op zijn best kan een arts zeggen: “Er is op dit moment geen teken van ziekte, het gaat nu goed. En als je naar grote groepen kijkt, is de kans dat die ziekte terugkomt klein.” Resultaten uit het verleden geven echter geen garantie voor de toekomst. Geneeskunde doet sowieso niet aan zekerheden, geneeskunde doet aan kansen.

‘Geneeskunde doet aan kansen, niet aan zekerheden’

En een paar weken later voel je wat anders. Ook daarvoor is alleen een tijdelijke geruststelling beschikbaar. Als je niet uitkijkt, zit je elke week in de wachtkamer. Bang te zijn.

Ik weet dat allemaal. Ik weet dat je moet leren leven met deze onzekerheid. Ik weet alleen niet hoe dat moet (ja, ik ken alle sites met adviezen). Ik zie steeds beter wat voor afgrond er gaapt tussen wat de patiënt meemaakt, waar hij of zij mee moet leren omgaan en wat de dokter daarvan begrijpt. Vele jaren heb ik patiënten behandeld die, gemiddeld genomen, minder dan een jaar te leven hadden. En die mensen hield ik voor dat ze hun leven inhoud moesten geven.

“Je hebt tijd van leven, niemand weet hoe lang. En zolang je leeft, moet je iets van dat leven maken, dat is je opdracht hier op aarde.” Ik huiver nu bij het gemak en de arrogantie waarmee ik dat zei, al was het een waarheid als een koe die ik daar debiteerde. En wat mij terugkijkend opvalt: geen van die patiënten heeft ooit geroepen: “Ja, dok, jij hebt mooi praten. Jij bent gezond en je leven is heel. Hoe moet ik leven nu ik binnenkort ga sterven, hoe moet ik dat doen? Vertel me dat eens!”

Misschien vroegen ze dat niet omdat ze wisten dat ik er geen antwoord op zou hebben. Misschien ook omdat, zeker waar ik toen werkte, de dokter naast de dominee op eenzame hoogte stond, en zelfs de meest voorzichtige tegenspraak ongepast werd geacht.

‘Het is sleutelen aan een haperende machine’

Geneeskunde is in hoge mate een technische aangelegenheid geworden. Of je nu hartkleppen vervangt, het immuunsysteem probeert te dresseren of een longontsteking behandelt: het is sleutelen aan een haperende machine. En daarin is veel bereikt. Toen ik klein was, was acute lymfatische leukemie bij kinderen in bijna 100 procent van de gevallen dodelijk. Tegenwoordig geneest 91 procent. Dat is gigantisch.

Maar in de machine zit een mens, sterker: de machine ís een mens. De niet-technische aspecten van ziekte en dood krijgen veel minder aandacht. Zodat de hedendaagse oncoloog wel een uitbreiding van zijn behandelarsenaal heeft gekregen, maar geen verbetering van zijn begeleidingsvaardigheden. We zijn steeds beter geworden in geneeskunde, maar niet beter in geneeskunst. De kunst om te weten wanneer je niets moet doen, wanneer je niet als arts maar als mens moet reageren, wanneer je je mond moet houden, wanneer je alleen maar een hand op iemands schouder hoeft te leggen, wanneer je er alleen maar hoeft te zijn.

Geneeskunde is soms genezen, vaak verlichten, maar altijd troosten. Uitspraak van Ambroise Pare (1510-1590). De jaartallen geven wel aan dat we hier spreken over een periode waarin niet zoveel te genezen viel. Pare was legerarts en verrichtte amputaties op het slagveld. Als de patiënt niet stierf aan bloedverlies, dan wel direct aan de brute behandeling of een paar dagen later aan een wondinfectie.

‘Hoe minder je kunt genezen, hoe belangrijker troosten wordt’

Hoe minder je kunt genezen, hoe belangrijker troosten wordt. Het omgekeerde is ook waar, en daarom heeft troosten in de belangstelling van de moderne geneeskunde geen gelijke tred gehouden met het (trachten te) genezen. Met, naar mijn mening, enige scheefgroei tot gevolg: het troosten schiet er vaak bij in.  Het is niet fair om dit artsen en andere gezondheidswerkers te verwijten. Zij hebben andere dingen te bieden dan troost.

Het is wel sneu dat het zo gebeurd is, want de zorg verliest erdoor aan menselijkheid. En, zeker bij aandoeningen die niet te genezen zijn, is die overmatige aandacht voor de technische mogelijkheden vaak schadelijk voor de patiënt. Het is jammer als je troost en steun niet, niet meer of niet in voldoende mate, kunt vinden in de zorg. Maar er is ook een goede kant.

Voor troost hoef je niet gestudeerd te hebben. Troosten en steunen zijn algemeen menselijke eigenschappen. Troost vind je bij de anderen, die om je heen staan. Bij je familie, je vrienden, je buren, je collega’s. Als daar af en toe een dokter tussenstaat is dat erg fijn. Maar zonder lukt het ook.

Delen