All hands on deck voor acute zorg
De Nederlandse vaatchirurg Anna Prent werkt in Londen, maar heeft al bijna een jaar geen stent meer geplaatst: “Ik ga zo weer mensen draaien.”
Tekst: Wout de Bruijne Beeld: Julia Borodina
Ze is een uurtje uitgeroosterd, dus Anna Prent (40) heeft even tijd voor ons telefonisch interview. “Hierna moet ik weer wat mensen op hun buik draaien.” De Nederlandse vaatchirurg werkt in ‘haar’ ziekenhuis, The Royal Free in Londen, inmiddels al haast een jaar fulltime op de ic. Op moment van interviewen, zaterdag 30 januari, maakt Prent zesdaagse werkweken van minimaal tien uur per dag. Maar de situatie in de Britse hoofdstad is inmiddels stabiel volgens haar en de ambulancefiles van eerder die maand zijn verdwenen. “Stabiel vol en hectisch op de ic’s”, voegt zij eraan toe.
Al vrijwel sinds het uitbreken van de COVID-19-pandemie vorig jaar staat Anna Prent op de ic. Tussentijds heeft zij voor korte tijd haar ‘oude ambacht’, de vaatchirurgie, weer kunnen oppakken. “Voor de Kerst was ik een weekje on call en mocht ik weer wat doen in mijn eigenlijke beroep. O ja, dacht ik, dit is het vak waar ik voor heb geleerd en waar ik van hou.”
Gevraagd naar wat Prent met name boeit in haar specialisme, vertelt ze dat de technologische ontwikkelingen op het vakgebied haar fascineren. “Sinds de introductie van de hybride ok’s, het hybride opereren, ben je zowel interventieradioloog als vaatchirurg. Dat geeft zoveel meer opties en mogelijkheden. Je denkt op een heel andere manier na en bent bezig met 3D-reconstructies en overlays.”
Dat werken op meerdere terreinen is sowieso iets wat Prent wel bevalt aan haar baan in het ziekenhuis aan de rand van Hampstead Heath park. “We werken met drie ok’s en vijftien vaatchirurgen en doen, in normale tijden, alleen dat werk. Maar dan wel alles op dat gebied: van behandeling van het diep-veneuze systeem tot complexe aortazorg. In Nederland zijn die specialismen meer verdeeld over het land.”
Prent kwam in Engeland terecht om-dat ze in 2015 na haar afstuderen een fellowplek in het LUMC had, maar er vooralsnog geen vaste baan kon krijgen. Haar man, die HPB-chirurg wilde worden, kreeg een tip van collega’s om een fellowship in Londen te gaan doen. Hij kon aan de slag in The Royal Free. Prent: “Ik volgde een paar maanden later een cursus bij professor Bijan Modarai in Guy’s and St Thomas’ Hospital, tegenover The Houses of Parliament. Ik kon er blijven werken en bleef een jaar.
Bij een congres ontmoette ik dr. Tara Mastracci van The Royal Free, het ziekenhuis waar mijn man werkte. Zij is een internationale grootheid op het gebied van de complexe aortabehandeling. We hadden een klik en zij daagde mij uit om een volgende stap te zetten en bij haar te komen werken en leren. Inmiddels heb ik hier alweer drie jaar een vaste aanstelling.
The Royal Free is volgens Prent een ideale plek om je te ontwikkelen in je vak. “Technisch zijn we niet beter of slechter dan in Nederland, maar alles is zoveel groter, veel grotere volumes; Londen is een gigantisch grote stad. Je verricht meer verschillende handelingen en daardoor maak je als net afgestudeerde heel veel vlieguren. Precies wat je nodig hebt om (zelf)vertrouwen te krijgen en routine op te bouwen in complexe chirurgie.”
‘Iedereen helpt mee, ook de professoren. Allemaal draaien we patiënten, regelen we transport, halen we spullen, wassen we billen’
Prent geniet van ‘het internationale karakter van het hoofdstedelijke ziekenhuis. “Er werken hier mensen van over de hele wereld die allemaal heel ambitieus zijn. Iedereen spreekt Engels en brengt een enorme schat mee aan kennis en cultuur. Het is een afspiegeling van de stad.”
Redelijk centraal in Londen woont de vaatchirurg in een bescheiden – ‘alles is hier peperduur’ – optrekje. Haar echtgenoot woont er niet meer. “Hij is HPB-chirurg geworden in Bristol en woont daar ook, het is tweeëneenhalf uur rijden”, lacht Prent, “one way.” Ze verwacht zich wel weer eens in Nederland te vestigen, maar niet op korte termijn. “Ik mis een rondje fietsen door Amsterdam en een broodje kroket en, omdat Nederland door alle COVID-maatregelen nu veel verder weg lijkt dan ooit, mis ik familie en vrienden meer. Maar ik hou ook van Engeland en de tradities hier. Ik ga op vrije dagen graag bij het wedstrijdroeien kijken, naar de paardenraces van Royal Ascot en ik ben een fanatiek kleiduivenschutter. Daarnaast ben ik gek op kunst en cultuur en daarvoor kun je in Londen, normaal gesproken, natuurlijk je hart ophalen.” Met ‘normaal gesproken’ bedoelt Prent de tijd voor en straks weer na COVID-19. Maar voorlopig is de pandemie nog onder ons en buffelt de vaatchirurg door op de ic. Zoals het er nu naar uitziet nog wel tot mei aanstaande. “Het is heel erg dat de electieve zorg grote schade oploopt door de situatie. Het verschil tussen de sociale klassen is hier al groter dan in Nederland. Veel minderbedeelde mensen kloppen te laat aan voor medische hulp. Ik zie niet zelden nieuwe patiënten met tenen die cru gezegd al half weggerot zijn. Maar het is nu all hands on deck voor de acute zorg. Het moet gewoon gebeuren.”
En dus staan Prent en haar collega’s lange dagen en weken op de ic’s. “Iedereen helpt mee, ook de professoren. Allemaal draaien we patiënten, regelen we transport, halen we spullen, wassen we billen.” De zorgprofessionals hebben allemaal snel moeten leren over het werken op een ic. Prent: “We volgden tijdens de eerste golf de bijscholing ic- verpleegkundige en deden vervolgcursussen. Ik weet nu hoe pomp en beademingsapparatuur werken en er zijn altijd ervaren collega’s die kunnen helpen als je er niet uitkomt.”
Prent, die zelf afgelopen 21 december haar eerste Pfizer-vaccinatie kreeg en in maart haar tweede verwacht, noemt het een wonder dat ze zelf altijd negatief testte. “Ik sta soms weleens met mijn benen in het bed over de patiënt heen gebogen om een centrale lijn in te brengen, met mijn onhandige vizier op de grond en mijn mondkapje ergens op mijn kin. Maar ik ben nooit bang voor besmetting geweest, ik ben niet oud en voel me fit. Mijn conditie wordt vast versterkt doordat ik op het werk van mijn hart geen moordkuil maak.” Lachend: “Ze vinden mij weleens on-Engels direct. Tja, je blijft Nederlands.”