Artikel 13, opnieuw

Precies drie jaar nadat drie Eerste Kamerleden van de PvdA verhinderden dat artikel 13 van de Zorgverzekeringswet werd afgeschaft, is het issue van ‘vrije artsenkeuze’ opnieuw in het nieuws.

Aftrap vormden de uitkomsten van een onderzoek door zorgeconoom Xander Koolman van de Vrije Universiteit, over de opkomst van ‘vrije zorgbureaus’, vooral in wijkverpleging en GGZ, die misbruik zouden maken van het fameuze hinderpaalcriterium in artikel 13 Zvw. Dit bepaalt dat óók als verzekerden gebruik maken van zorg die niet door hun eigen verzekeraar is gecontracteerd, die verzekeraar toch een dusdanig groot deel van de kosten moet vergoeden dat die zorg voor de gebruiker toegankelijk blijft. Wat in de praktijk wordt opgevat als: niet minder dan zo’n 75 procent.

Xander Koolman stelt vast dat het percentage zorg dat niet-gecontracteerd wordt geleverd, in genoemde sectoren de afgelopen paar jaren is verdubbeld. Hij wijst erop dat veel niet-gecontracteerde aanbieders hun prijzen gewoon verlagen, waardoor patiënten ook die ‘eigen’ 25 procent niet meer zelf hoeven te betalen. En voorziet daarom een kostenexplosie als gevolg van ongeremd gebruik van dit soort zorg – die bovendien vooral terechtkomt bij beter gesitueerden.

Koolmans waarschuwing haalde de landelijke media, waaronder Trouw. Dit was kort voor de jaarwisseling, en werd meteen in het nieuwe jaar gevolgd door een samenvatting in Skipr van een artikel, ‘Onbeheerste kostenstijging dreigt in de zorg’, dat emeritus hoogleraar Wynand van de Ven schreef voor TPEdigitaal en dat dezelfde strekking heeft.

De reacties op dat artikel in Skipr logen er niet om, waren allemaal heel kritisch, maar waren tegelijk ook wel voorspelbaar omdat ze vooral van zorgaanbieders kwamen. De bijval die Koolman en Van de Ven tegelijk kregen uit kringen van zorgverzekeraars, was evenmin verrassend. Maar minstens zo interessant was de reactie van Ivo Knotnerus.

Ook Ivo is van beroep zorgeconoom, en niet iemand die wil worden geassocieerd met het reflexmatig demoniseren van zorgverzekeraars. Hemzelf ‘in verband brengen met de SP’ vat hij op als een ‘zware belediging’, en ’Xander Koolman is voor hem een ‘soulmate’, heeft hij in tweets laten weten. En de blog die hij afgelopen week schreef als gastauteur voor Zorgvisie, besloot hij met deze woorden, gericht aan de zorgverzekeraars: ‘Mijn support heeft u.’

Althans: dat waren zijn vóórlaatste woorden; want daarop volgde nog de kwalificatie: ‘Meestal’. Want wat Ivo Knotnerus in die blog vooral doet, en nog harder heeft gedaan in een uitgesproken ‘draad’ op Twitter, is juist een harde waarschuwing afgeven. Die luidt, in reactie op Koolman en Van de Ven: ga vooral niet opnieuw morrelen aan artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. Omdat dit dé manier is om zinloos ruzie te krijgen met een eensgezind front van zorgaanbieders van Nederland. Maar ook om nog twee andere redenen.

Die snelle groei van ongecontracteerde zorg, stelt Ivo Knotnerus vast, zit hem in een maar klein segment van de totale Zvw-gefinancierde zorg – niet meer dan door de jaren heen rond 1 procent. Dus ook bij een verdubbeling hiervan, past geen doemscenario en paniek.

De niet-gecontracteerde zorg is een bescheiden zandbakje waarin nieuwe ideeën hun waarde kunnen bewijzen

En Ivo heeft nog andere argumenten. ‘Aan niet-gecontracteerde zorg’, schrijft hij, ‘zijn voor zorgverzekeraars echt niet alleen maar nadelen verbonden (…) In de medisch-specialistische zorg begint concurrentie in de chronische en planbare zorg bij startende (en dus meestal ongecontracteerde) aanbieders (…) Die 1 procent niet-gecontracteerde zorg is een bescheiden zandbakje waarin nieuwe ideeën hun waarde kunnen bewijzen.’

Dus handhaven, dat artikel 13, net als die norm van minimaal rond 75 procent vergoeding. Maar voor de Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze is dat laatste niet voldoende. Die is met steun van 25 zbc’s gestart met een proefproces tegen VGZ en Menzis, om af te dwingen dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg juist omhoog gaat.

Ik heb Ivo Knotnerus gevraagd wat hij híer van vindt, en zijn antwoord is genuanceerd. Ja, die Stichting heeft gelijk als ze zeggen dat 25 procent moeten bijbetalen bij echt hóge zorgkosten voor patiënten een te grote hinderpaal kan zijn. En ja: de tarieven voor niet-gecontracteerde zorg waarvan zorgverzekeraars dan (noodgedwongen) 75 procent vergoeden, worden door diezelfde verzekeraars vaak kunstmatig laag vastgesteld.

Maar compleet lóslaten van een generiek kortingspercentage over de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg, zoals nu wordt geëist? Dat zou, meent Ivo Knotnerus, een brug te ver zijn. Een rechterlijke uitspraak langs deze lijn zou onaanvaardbaar zijn voor zorgverzekeraars en voor VWS, en een beleidsmatige boemerang uitlokken waar aanbieders van niet-gecontracteerde zorg uiteindelijk juist slechter zouden worden.

Dat laatste voorziet ook Xander Koolman: ‘Deze stichting gebruikt het hinderpaal-criterium om de essentie van de Zvw om zeep te helpen. Als dat lukt dan zal de overheid weer grotere rol nemen in de kostenbeheersing. Zoals ik mijn kinderen ook vaak voorhoud: be careful what you wish for.’

Delen