Artsenouders

 

Ebru Umar (1970) is columnist voor Metro. Daarnaast interviewt ze bekende Nederlanders voor Libelle. Afgelopen jaar won Umar de Pim Fortuyn Prijs, een jaarlijkse prijs voor een opiniemaker, politicus of bestuurder die het gedachtegoed van Pim Fortuyn het beste uitdraagt.
Tekst: Ebru Umar

Als artsenkind ben je nooit ziek. Dat was in mijn jeugd al zo, maar ik zie het nu nog in mijn omgeving. De dochter van mijn vriendin stond met een gebroken arm op de eerste hulp terwijl papa stond te opereren, de andere dochter had buisjes nodig maar ‘nee, in mijn dochter wordt niet geprikt’. Moeders van artsenkinderen weten wanneer hun kinderen – die stoerder en dapperder zijn dan alle andere kindjes, want de zieken liggen in het ziekenhuis, jij hebt niets – echt hulp nodig hebben. Nichten, neven, iedereen met artsambities krijgt van mij ongevraagd advies: geen kinderen krijgen. Het wordt me niet in dank afgenomen – en dat terwijl ik niet alleen gelijk heb, maar ervaringsdeskundige ben met twee artsenouders.

Uiteraard heb ik geen behoefte aan artsen. Nooit gehad ook. Godzijdank heb ik mazzel met mijn lijf: gelaserde ogen, hersteld gebit, nieuwe borsten, liposuctie, veel verder dan wat cosmetische chirurgie heb ik het nooit hoeven schoppen. Gisteren kreeg ik een appje: “Hi Ebru, rare vraag misschien maar als je ooit behoefte hebt aan een ooglidcorrectie, wil XYZ dat voor je doen, ze zijn fan van je!” Ik kwam niet meer bij – je kunt álles tegen mij zeggen. Ik appte dan ook terug dat ik daar geen behoefte aan heb, maar nog niet aan googelen toe was gekomen waar ik een haartransplantatie kon laten doen. Ik krijg wat inhammetjes en ik vind het superlelijk staan op foto’s. Behoort dat misschien ook tot de mogelijkheden? Nee heb je, ja kun je krijgen!

Iedereen met artsambities krijgt van mij ongevraagd advies: geen kinderen krijgen

Als artsenkind ben je best verwend. Afspraak maken? Huisarts bellen? Nah, je loopt gewoon binnen bij de collega’s van je ouders. Totdat ze met pensioen gaan – eindelijk je ouders voor jezelf. En het moment aanbreekt dat je écht een arts nodig hebt. Na mijn landarrest in Turkije, waar ik zeventien dagen vastzat, had ik redelijk last van PTSS. Ik onthield niets, was moe, álle draadjes in mijn lichaam leken verkeerd verbonden. Probeer dan maar ’ns een psycholoog te pakken te krijgen. KANSLOOS.

Er is een prachtige site waar psychologen met hun nulzesjes op staan. Lang verhaal kort: ik heb er veertien gebeld. Ik moet nóg teruggebeld worden. Tip voor psychologen: als je je nulzes niet opneemt, moet je het nummer niet online zetten. En nee, niet opnemen betekent niet dat je een patiënt helpt. Het betekent dat je te cheap ass bent om ’m door te schakelen naar een assistente en te suf om je telefoon uit te zetten of door te laten schakelen naar de voicemail met een correcte instructie. Uiteindelijk regelde mijn zus, psycholoog, dat ik per direct bij haar collega terechtkwam.

Moraal van het verhaal: ik heb een haat-liefdeverhouding met de medische wereld in het algemeen en met artsen in het bijzonder. Dankbaar dat ze bestaan, nog dankbaarder dat ik er zelden behoefte aan heb. Geen idee hoe dat zal gaan als dat ooit verandert, maar ik heb het volste vertrouwen dat het ook dan goedkomt. Eerst die inhammen ’ns laten verhelpen!

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

 

Delen