Autonome rol

 

Auteur Alfred Birney (1951) brak in 2017 door met zijn roman De tolk van Java, die werd bekroond met o.a. de Libris Literatuur Prijs. In april verschijnt Niemand bleef. Dagboek van Meneer B. 2005-2011, waarin onder meer aandacht voor zijn belevenissen in de medische wereld.
Tekst: Alfred Birney I Beeld: Eddo Hartmann

 

Het probleem van mensen is dat ze kunnen samenwerken, maar dat om uiteenlopende redenen niet altijd doen. Mijn hart had alarm geslagen, om precies te zijn op vrijdag 24 februari 2006 rond een uur of zeven in de avond. Na een uur van intense nervositeit, gezweet en een onaflatende pijn die zich allengs door mijn hele lijf vreet, zak ik op mijn knieën. Ik bel het magische nummer. Zwaailichten, jengelende sirenes boven de ambulance, ziekenbroeders die met elektroden op mijn lijf in de weer zijn en me vragen: “Rookt u?” Ja. Ga ik dood, heren? “Vandaag niet, meneer.” In de operatiekamer brengt een in een kransslagader geplaatste stent de toevoer van bloed naar mijn hart weer op gang. De cardioloog, uit een ander hospitaal, wil mijn andere kransslagader ook dotteren. Intussen komen twee andere ambulances met spoedgevallen aansnellen en ik moet eventjes naar de wachtkamer. Dat eventjes zal drie volle weken gaan duren, intra muros, plus zes maanden extra muros.

Eerst word ik naar een ander hospitaal dichter bij mijn huis gereden, zodat mijn buren en vrienden niet zo ver hoeven te reizen. Daar kom ik op de hartbewaking terecht en een etmaal later lig ik op een zaal met lotgenoten. De cardioloog van het eerste uur viert intussen vakantie in Suriname.

Er gebeurt niets. Drie weken! Niets. Toen mijn cardioloog, bijkans een heilige in hospitaal numero 2, van vakantie terugkwam, liet hij me een fietstest uitvoeren. Helaas was de uitslag voor het medisch team in hospitaal numero 1, waar de technische apparatuur stond, niet overtuigend genoeg. Ik mocht naar huis en dagelijks met een flesje Nitrolingual als proviand op de fiets klimmen. Mijn huisarts was laaiend. Mijn cardioloog ontstemd. Het aangetaste deel van mijn gestel noemde hij op mijn vraag ‘diffuus’, het traject ‘lang en meandrisch’ en de ingreep een ‘nogal technische kwestie’. Hij heeft een half jaar lang moeten soebatten en mij uiteindelijk een extreme fietstest laten uitvoeren om mij alsnog op de behandeltafel van hospitaal numero 1 te krijgen.

Speelde hier een egokwestie rond mijn tere hartje?

De vervolgbehandeling was bespottelijk. Ik werd ontvangen door een vaste cardioloog uit ziekenhuis numero 1. Mijn eigen cardioloog stond, letterlijk, achter hem in de behandelruimte. Zijn collega probeerde wat, maar werd aldoor onderbroken door mijn cardioloog, die hem wat suggesties influisterde. Na vijf minuten van gepruts nam mijn cardioloog de behandeling over en plaatste de drie stents die hij een half jaar eerder had willen aanbrengen. De uitgedroogde rivier die mijn kransslagader op de foto liet zien, metamorfoseerde in een gezonde stromende, vol zuurstof. Onder de foto stond de naam van de cardioloog die dom had staan toekijken. Speelde hier een egokwestie rond mijn tere hartje?

Ik heb begrepen dat de autonome rol van de cardiologen inmiddels is veranderd en dat er voortaan een grotere groep specialisten beschikt over ingrijpen of niet. Thans worden wij patiënten geplaagd door de uitwassen van de marktwerking. Ik neem aan jullie artsen ook. Een band hadden wij altijd al. Die verandert aldoor. De bestwil uwer zieken (Hippocrates) nooit.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

 

Delen