Balverlies

Sander Donkers (1967) is journalist, schrijver en columnist voor de Volkskrant. Hij schreef eerder HAY, de biografie van Barry Hay, en het boek Lipstick Sunset. Hij won zowel de Pop Media Prijs, de Jip Golsteijn Journalistiekprijs als De Tegel.

Tekst: Sander Donkers | Beeld: Jan Willem Kaldenbach

Hoewel ik niet preuts ben, heb ik er niet vaak over gesproken. Niet over de details tenminste. Maar als je eenmaal ja zegt tegen Arts en Auto, moet je ook all the way gaan.

Ik was 35, vader van een éénjarige. Nooit was mij iets naars overkomen, en toen ik onder de douche stuitte op een harde knobbel op mijn rechterbal, wist ik zeker dat die een paar dagen later weg zou zijn. 

Was niet zo. Hij was groter geworden. De huisarts dacht aan een cyste, de punctie in het ziekenhuis beschouwde ik als een formaliteit. De uitslag was een harde klap voor mijn tot dan toe zo zorgeloze kop. Teelbalkanker is meestal niet de gevaarlijkste kankersoort, maar het K-woord hakte erin. Omdat er meteen haast bij was, herinner ik me die tijd als een koortsdroom. 

Eerst moest ik zaad inleveren, omdat ik onvruchtbaar zou kunnen worden. Het ziekenhuis had er een speciaal hokje voor. In een kast lagen beduimelde seksboekjes van bedenkelijk allooi. Terwijl ik me afvroeg hoe de aanschaf daarvan in de begroting zou worden verwerkt, deed ik met veel moeite wat gedaan moest worden. Vreugdelozer wordt het niet. 

Daags erna lag ik op de operatietafel, omringd door louter vrouwen. Had ik weer. ‘Jai gaat lekker schlaaapen’, zei de anesthesiste met een zwaar Oost-Europees accent terwijl ze de narcose toediende. 

‘Hoe banger ik ben, hoe meer grapjes ik maak’

Ik schijn nog te hebben geroepen dat ze de rechter moesten hebben. ‘Maar voor de kijkers links.’ Terwijl ik wegzweefde, zag ik lachende gezichten. Zelf wist ik: hoe banger ik ben, hoe meer grapjes ik maak. 

Er was een kleine kans op uitzaaiingen. Dat was de crux. De tien dagen tot de uitslag bracht ik door met zelfmedicatie van de coffeeshop en de slijter. Toen die uitslag goed was, meende ik dat de rest een peulenschilletje zou zijn. Ik was slecht voorbereid op de bestralingen. Niet op de watervaste strepen waarmee mijn lijf werd vol gekalkt, niet op de metalen constructie waarin mijn overgebleven bal van tevoren werd verpakt, maar vooral niet op het moment dat de verpleegkundigen de ruimte verlieten, een gang door, rechtsaf, linksaf, dan die loodzware deur. 

Hoe eenzaam je bent als je alleen overblijft met een gevaarlijk apparaat dat ‘zoem’ zegt, kun je niet voorvoelen. Maar het ziekenhuispersoneel leek er wel van doordrongen. Er waren zorgzame streekjes langs mijn wang, bemoedigende handjes op mijn schouder. Liefheid, in schril contrast met het geklaag over de bureaucratische zorg, dat indertijd nogal in de mode was. Misschien is het makkelijk praten als alles goed is afgelopen, maar ik voelde me geborgen. 

Ergens in het traject heeft mijn uroloog nog gevraagd of ik prijs stelde op een operatie waarbij er, puur om cosmetische redenen, een soort pingpongballetje in mijn zak zou worden geplaatst. Aangezien ik stripper noch pornoster ben, heb ik daar beleefd van afgezien. Ook in een gezegend land moet een mens de zorg niet onnodig belasten.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

Delen