Behoefte aan een uitlaatklep

interview / Klaas van Dijk is, naast tandarts in Groningen, pianist bij Met het mes op tafel en in de shows van Paul van Vliet

‘Misschien doe ik het wel voor het applaus’

Klaas van Dijk (57) is de pianist in het tv-programma Met het mes op tafel en in de shows van Paul van Vliet. Daarnaast is hij tandarts. Of is hij dat nu juist in de eerste plaats en daarna pas muzikant? “Tandartsen hebben behoefte aan een uitlaatklep.”

Toen ik, na zijn overlijden vorig jaar, de rol van mijn broer Martin als pianist in Met het mes op tafel overnam, besefte ik niet hoeveel tijd daarin ging zitten. Er zijn geregeld opnameweken waarin we twee dagen lang meerdere afleveringen maken. Ik woon in de buurt van de stad Groningen, waar mijn praktijk staat, en dan zit je dus wel even in de auto naar de studio in Hilversum. Ik heb er weleens vier uur over gedaan.

Het vergt wel wat organisatie en compensatie van mijn praktijkuren. Gelukkig springen mijn twee collega’s hier en daar bij. Maar ik wil het niet te dol maken en de patiënten mogen er niet onder lijden.

Het is voor mij belangrijk om naast mijn werk als tandarts muziek te maken. Ik heb het idee dat veel tandartsen naast hun dagelijkse werk een passie hebben waar ze fanatieker mee bezig zijn dan professionals uit andere zorgberoepen. Veel collega’s spelen golf, sleutelen graag aan een oldtimer of maken muziek. Je bent als tandarts lang achtereen geconcentreerd aan het werk op de paar vierkante centimeters die de mond groot is. Waarschijnlijk heb je daardoor meer behoefte aan een uitlaatklep. Maar misschien doe ik het wel voor het applaus. Dat krijg je doorgaans niet als je een vulling hebt gelegd.

Muziek en tandheelkunde lagen in mijn familie nooit ver uit elkaar

Je zou kunnen zoeken naar overeenkomsten tussen mijn werk en het maken van muziek en die zijn vast wel te vinden. Maar dat vind ik geforceerd. Ik zie de tandartspraktijk en het theater als volstrekt verschillende entiteiten. Hoewel, muziek en tandheelkunde lagen in mijn familie nooit ver uit elkaar.  Ik ben de jongste van vijf. Mijn ouders hadden een horecabedrijf in Klazienaveen in Drenthe. Mijn vader speelde goed piano en in de jaren dertig speelde hij weleens bij operettes en bij shows met Deutsche Swing Musik. Mijn twee zusjes hebben het conservatorium gedaan en een van hen is tandarts geworden. Mijn oudste broer is parodontoloog. Alleen Martin koos van meet af aan voor de muziek. Hij was voor mij een leraar en inspirator.

Ik heb lang op twee gedachten gehinkt. Aan de ene kant zag ik hoeveel plezier een van mijn favoriete ooms had in zijn baan als tandarts en aan de andere kant wilde ik ook wel beroepsmusicus worden. Ik kreeg van jongs af aan muziekles en speelde rond mijn achttiende in allerlei pop- en jazzbandjes in Groningen. Martin, die dertien jaar ouder was – ik ben een nakomertje, speelde een tijdje bij the Muskee Band, de eerste groep die Harry Muskee startte na het uiteenvallen van zijn Cuby en the Blizzards. Ik heb in de kroeg in spontane sessies ook weleens met Muskee gespeeld. Die kreeg pas goed de blues als hij aardig wat alcoholische versnaperingen had genoten, vaak binnen een half uur al.

Ik koos voor tandheelkunde, maar al direct na mijn afstuderen in 1986 werd ik door Paul van Vliet gevraagd om hem te begeleiden op zijn tournee op de Antillen. Hij had mij horen spelen en zijn vaste pianist kon niet mee.

Na terugkeer werkte ik een blauwe maandag, zo’n vier maanden, in een tandartspraktijk in een dorp in de provincie Groningen. Maar zo’n strenggelovige dorpsgemeente bleek al snel niet mijn ding.

Na een periode als pianist in de musical Cats keerde ik terug achter de piano bij Paul van Vliet en heb hem vervolgens acht jaar lang her en der begeleid. Daarnaast deed ik nog andere muzikale klussen. Ik schreef voor Paul maar maakte ook muziek voor musicals. Op het laatst was ik als beroepsmuzikant zo’n tweehonderd avonden en nachten van huis.

Dat werd minder leuk nadat in 1993 de eerste van mijn twee kinderen werd geboren. Toen ik vlak daarna in het vliegtuig naar Curaçao zat, had ik er voor het eerst helemaal geen zin in. Ik wilde bij mijn gezin zijn.

Een jaar later stopte ik bij Paul van Vliet. Ik kon de Groningse tandartspraktijk van een studiegenoot overnemen. De muziek ging op een laag pitje, hoe-wel ik daarna nog wel meewerkte aan musicals van mijn broer Martin en van Seth Gaaikema.

Ik hecht veel aan het contact met degenen die bij mij in de stoel zitten

Inmiddels werk ik ruim twintig jaar als tandarts. Sinds een paar jaar begeleid ik ook Van Vliet weer. Hij vroeg mij voor zijn programma Alleen op zondag, de naam zegt het al, en dat is goed te doen. En ik heb dus de rol van Martin overgenomen op televisie.

Het werk als tandarts in een grote stadspraktijk bevalt me prima. Ik hecht veel aan het contact met degenen die bij mij in de stoel zitten en wil graag meer weten dan alleen hun achternaam en de status van hun gebit. Maar de connectie met de patiënten in de hele gezondheidszorg lijdt onder de toenemende regelgeving. Neem nou de recente richtlijn infectiepreventie in mondzorgpraktijken. Daar gaat veel te veel tijd in zitten. Natuurlijk werken we hygiënisch, maar die richtlijnen schieten door in hun veeleisendheid. We hoeven in de tandartskamer toch geen blindedarmoperatie uit te voeren?

De gezondheidszorg wordt minder persoonlijk en meer protocollair. We worden in een keurslijf gedwongen en verliezen daardoor het echte contact met de patiënt. Dat contact heb ik nodig in mijn werk. Contact wil ik, met mijn muziek, ook maken in het theater met de mensen in de zaal. Misschien is dat dan toch wel een overeenkomst tussen de muzikant en de tandarts.

Delen