‘Beter dan mijn droombaan’

Physician assistant Milou van Ingen

Van de hypermoderne neonatologie intensive care in het Radboudumc naar de Neonatal Intensive Care Unit in Tanzania. Physician assistant Milou van Ingen, PA van het jaar 2018, over de twee totaal verschillende werelden waarin zij zich begeeft. “Ieder kind verdient een naam.”

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp

Twee maanden geleden. Milou van Ingen (29) heeft weer genoeg vrije, vakantie- en compensatiedagen opgespaard om drie weken naar Tanzania te gaan. “Mijn tweede thuis”, noemt ze het in het noorden gelegen Sengerema, waar de physician assistant een Neonatal Intensive Care Unit (NICU) uit de grond heeft gestampt, samen met een tropenarts en een neonatoloog, vanuit Stichting Vrienden Sengerema Hospital. Het is Van Ingens zesde bezoek in drie jaar tijd. “Ik ben er nu vooral geweest om te kijken hoe we personeel kunnen werven en om scholing te geven. Op de afdeling zelf sta ik als consulent met de handen op de rug, want als ik er niet ben, moeten ze het ook zelf doen.”

Extra bijzonder aan dit bezoek is dat haar partner, journalist Denise Eigenbrood, mee is om een documentaire te maken. Bij aankomst wil Van Ingen haar rondleiden door het ziekenhuis, maar meteen wordt ze gevraagd naar de verloskamer te komen, waar een baby wordt gereanimeerd. De reanimatie mag niet baten. “In Tanzania wordt een stervend kindje meestal niet, zoals in Nederland, bij de ouders gelegd”, vertelt ze. “De moeder wil het kindje zien en het geslacht weten, maar tijdens het stervensproces vaak niet bij zich houden, wat past bij de cultuur. Als je in een ander land gaat werken, moet je je aanpassen aan de cultuur, maar dit is een van de weinige gewoonten waaraan ik me niet kan en wil aanpassen. Dat weten ze in het ziekenhuis en ze vinden het goed. Soms word ik zelfs opgebeld als er een kindje gaat sterven. Dan neem ik het op de arm, ga ik een stukje lopen en zing ik een liedje tot het hartje niet meer klopt.”

Zo gaat het ook deze keer, maar dan vraagt Denise of zij het kindje mag vasthouden. “Zij had nog nooit iemand zien sterven en nu gebeurde dat in haar armen. Het maakte diepe indruk op mij om haar, degene die het dichtst bij me staat, zo te zien, zo liefdevol, maar ook trillend op haar benen. Het was een spiegel voor mij. Ik besefte nog maar eens hoe heftig het eigenlijk is wat ik hier doe. En tegelijkertijd dacht ik aan waaróm ik dit doe. We willen de babysterfte, die hier tien keer hoger is dan in Nederland, terugdringen.”

‘Dat inventieve, ontdekken hoe het ook kan, trekt me enorm’

Als Milou van Ingen haar verhaal doet, is ze net een week terug uit Tanzania. Ze kon niet eerder afspreken, want ze ging meteen de nachtdienst in, maar deze week heeft ze avonddienst en dus overdag wel tijd voor een interview bij haar thuis in Nijmegen. In de woonkamer liggen twee stapels Lonely Planets. Een stuk of twintig in totaal en al die landen heeft Van Ingen bezocht, de meeste in haar studietijd. “Ik heb naast mijn studie altijd zes dagen in de week in de thuiszorg gewerkt om die reizen te kunnen betalen.” Op haar achttiende maakt ze haar eerste reis, wanneer ze als hbo-v-student op buitenlandstage naar Kameroen gaat. “Daarna wilde ik de rest van de wereld zien en ooit, zo nam ik me voor, zou ik in een derdewereldland gaan werken. Je hebt er ontzettend zieke mensen en beperkte middelen, waarmee je toch veel kunt doen. Dat inventieve, ontdekken hoe het ook kan, trekt me enorm.”

Betoog geschreven

In die tijd hoopt ze nog neonatoloog te worden. Hbo-v en dan doorstromen naar geneeskunde, zo luidt haar plan, maar het lukt niet om in opleiding te komen. Iets wat ze nog steeds erg jammer vindt. “Ik had graag de kennis gehad die een neonatoloog na vijf jaar kindergeneeskunde en een driejarige fellow neonatologie heeft.” Maar het alternatief, physician assistant op de intensive care neonatologie in het Radboudumc, komt letterlijk en figuurlijk dicht in de buurt. Die functie creëert ze zelf. Er werken namelijk nog geen PA’s op deze afdeling als Van Ingen, dan in opleiding tot ic-neonatologieverpleegkundige, in 2012 een brief stuurt. “Ik heb een soort betoog geschreven over de waarde van de PA, die zorgt voor continuïteit, taken kan overnemen van de arts, zelfstandig handelingen mag verrichten en de vertaalslag kan maken tussen arts en verpleegkundige. En ze zouden de PA nog helemaal kunnen vormen naar wat ze nodig hadden.” Ze mag op gesprek komen en weet alle geledingen te overtuigen. “Op voorwaarde dat ik eerst een half jaar als verpleegkundige op de afdeling zou komen werken, om alles en iedereen te leren kennen, mocht ik aan de opleiding tot PA beginnen. Dat heeft heel goed gewerkt.”

Misschien, zo moet Van Ingen toegeven, past deze functie nog wel beter bij haar dan haar ‘droombaan’. “Als neonatoloog heb je veel neventaken, als PA sta ik altijd in de kliniek en dat vind ik het allerleukste: hoogcomplexe zorg leveren en ouders door een moeilijke periode slepen. Baby’s die uiteindelijk mee naar huis kunnen, dat zijn de mooie momenten, maar er zijn ook kindjes die het niet redden. Daar moet je mee leren omgaan. Dat kost tijd en het blijft verdrietig, maar ik ben nu wel op een punt dat ik er ook voldoening uithaal als ouders op een mooie manier afscheid hebben kunnen nemen.”

‘Ik ben nu wel op een punt dat ik er ook voldoening uithaal als ouders op een mooie manier afscheid hebben kunnen nemen’

Inmiddels zijn ze met drie PA’s op de afdeling en er komen er nog drie bij. Gevolg is dat er minder en uiteindelijk geen aniossen meer werken. “Dat is een bewuste keuze”, zegt Van Ingen. “We werken met een complexe patiëntenpopulatie en complexe apparatuur, zoals een hartlongmachine. Aniossen moet je in het begin bij het handje nemen en alles aanleren, en dat steeds opnieuw, want de meesten blijven maximaal een jaar. Ons kun je loslaten.”

De PA, net als de verpleegkundig specialist (VS) bevoegd om bepaalde taken van artsen over te nemen, is een van de snelst groeiende beroepen in de zorg. Tussen 2012 en 2016 is het aantal PA’s in ziekenhuizen verdubbeld en Van Ingen ziet dat beroepsgenoten ook in toenemende mate buiten de muren van het ziekenhuis een plek vinden. “In de huisartsenpraktijk waar ze zelfstandig spreekuur draaien, op de ambulance en ook in privéklinieken. De ggz blijft helaas nog achter.” De meeste PA’s hebben net als zij een verpleegkundige achtergrond, maar paramedici kunnen ook de 2,5-jarige hbo-masteropleiding tot PA volgen. “Een van de PA’s bij ons op de afdeling is van oorsprong fysiotherapeut. Dat maakt de start van de opleiding wel complexer dan wanneer je een achtergrond als ic-neonatologieverpleegkundige hebt, maar bij bijvoorbeeld orthopedie is fysiotherapie juist weer een goede basis.”

Lijkschouwing

Na een experiment van vijf jaar is het beroep vorig jaar in de Wet BIG vastgelegd, wat inhoudt dat PA’s een aantal voorbehouden handelingen zelfstandig mogen verrichten, zoals katheterisaties, puncties, injecties en defibrillatie. Bij lijkschouwing heeft de PA geen bevoegdheden en als het aan Van Ingen ligt, komt daar snel verandering in. “Ik heb al vele malen het hele proces rond het overlijden van een neonaat begeleid, maar in de laatste fase mag ik niet constateren dat het kindje is overleden. Daarvoor moet ik een bevoegd kinderarts vragen, die niet betrokken is en de rouwende ouders niet kent. Bovendien levert het vertraging en extra spanning voor de ouders op. Daarom hoop ik dat de PA deze bevoegdheid krijgt, ook voor de ‘acute PA’s’ op de SEH en de ambulance en de PA’s in de huisartsen- en ouderenzorg die hier tegenaan lopen.” In Tanzania mag Van Ingen wel de dood vaststellen. Als projectleider van de NICU heeft ze daar inmiddels ook wel enige status verworven, al heeft dat een tijdje geduurd. “Ik heb me echt moeten bewijzen. Er zijn vaker westerlingen geweest, die dan direct kwamen vertellen wat de lokale zorgprofessionals allemaal niet goed deden. Ik heb ze vooral complimenten gegeven in het begin; ze werken hard, doen wat ze kunnen. Het duurt zeker een maand voordat je gewend bent én voordat ze aan jou gewend zijn.” Dat zegt de PA ook tegen zorgprofessionals die haar benaderen om er een paar weken te gaan werken. “De grote belangstelling waardeer ik zeer, maar soms neigt het een beetje naar ‘medisch toerisme’, waarbij collega’s een kort bezoek willen combineren met een vakantie.”

Soms neigt de belangstelling van zorgprofessionals die mee willen helpen naar ‘medisch toerisme’

Zelf gaat Van Ingen de eerste keer, in september 2015, een half jaar. Voor die tijd regelt ze al van alles vanuit Nederland. “Er was nog helemaal geen aparte afdeling voor kritieke baby’s, dus we moesten eerst inventariseren wat we allemaal nodig hadden: wat moeten we importeren en wat kunnen we daar kopen om de economie te spekken? Eenmaal in Sengerema hebben we zelf de unit helpen bouwen: sausen, couveuses installeren en posters maken en ophangen, waarmee we moeders attenderen op ‘danger signs’ bij hun kind. We hebben gekeken welk personeel in het ziekenhuis het meest geschikt zou zijn voor deze afdeling en een team samengesteld met één arts en zes verpleegkundigen, die we zijn gaan trainen en blijven trainen.”

Babysterftedaling

En dit alles met resultaat. “Natuurlijk valt er nog veel te verbeteren, maar eerst was er geen afdeling en nu staat er een afdeling met functionerende couveuses en ademhalingsondersteuning, waar we jaarlijks zo’n 1200 baby’s in kritieke toestand opnemen. De registratie laat nog te wensen over, maar op basis van genoteerde overlijdens, kunnen we stellen dat de babysterfte in het ziekenhuis in 2017 met zo’n 40 procent is afgenomen. In 2018 zitten we ook rond dat percentage.”

‘Verkiezing tot PA van het jaar is ontzettend leuk natuurlijk, maar ik zie het vooral als een stimulans om door te gaan’

In Nederland is dat succes niet onopgemerkt gebleven. In 2018 wint Van Ingen de Albert Schweitzer Prijs en wordt ze door beroepsorganisatie NAPA uitgeroepen tot ‘PA van het jaar’. “Ontzettend leuk natuurlijk, maar ik zie het vooral als een stimulans om door te gaan. We willen een duurzame afdeling achterlaten. Uiteindelijk moeten ze het zelf kunnen financieren – nu betalen we vanuit de stichting nog de materialen en de salarissen van twee verpleegkundigen – en moeten ze elkaar kunnen opleiden. Wat ertoe moet leiden dat moeders in deze regio door de NICU vertrouwen krijgen in de toekomst van hun kind. Nu wachten ze bij de geboorte met het geven van een naam, omdat het risico op sterven zo hoog is. Wij hopen dat ze straks wél meteen een naam durven geven, want, en dat is ook de titel van de documentaire, ieder kind verdient een naam.”

De documentaire Ieder kind verdient een naam gaat in februari 2019 in première bij het Radboudumc. Voor meer informatie, zie iederkindverdienteennaam.nl.

Delen