Bijwerkingen

Bij het voorschrijven van een geneesmiddel kunnen wij patiënten redelijk goed informeren over de termijn waarbinnen de gewenste werking verwacht mag worden. Dat patiënt A uitstekend, patiënt B slechts een beetje, patiënt C niet en patiënt D allergisch reageert, zegt wel iets over de complexiteit van ons lichaam. Wetenschappers die het geheim hiervan kunnen ontrafelen, verdienen de Nobelprijs.

Wat mij echter minstens zo bevreemdt, is dat ons lichaam zich ten aanzien van bijwerkingen van medicamenten grilliger lijkt te gedragen dan wanneer het om de werking gaat. Zo heb ik meerdere malen meegemaakt dat een patiënt langere tijd probleemloos een bepaald geneesmiddel gebruikte voordat een serieuze bijwerking dwong om hiermee te stoppen. Hoe zit dat nu precies? Ik wend mij tot prof. dr. Eugene van Puijenbroek, arts en klinisch farmacoloog, hoofd Wetenschap en Onderzoek bij het Bijwerkingencentrum Lareb.

Wat betreft de ‘intake’ maakt het voor ons lichaam feitelijk niets uit of we een pepermuntje, paracetamol of piepklein stukje van de groene knolamaniet binnenkrijgen. Alleen dankzij onze kennis weten we dat het om respectievelijk een snoepje, pilletje en één van de giftigste paddenstoelen in Nederland gaat. Dat het eerste lekker smaakt, het tweede de pijn wegneemt en de derde in drie fasen tot de dood leidt, laat de miljarden cellen die hierbij zijn betrokken compleet onverschillig. Het lichaam reageert zoals een deels nog altijd raadselachtig complex van uiteenlopende wetten dat bepaalt.

‘Voor ons lichaam maakt het feitelijk niets uit of we een pepermuntje, paracetamol of piepklein stukje van de groene knolamaniet binnenkrijgen’

Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk dat ons lichaam zich al helemaal niets aantrekt van het verschil tussen werking en bijwerking. Daarbij komt dat mensen hierover zelf nogal inconsequent kunnen zijn: dat acetylsalicylzuur, één van de meest gebruikte geneesmiddelen ter wereld, het samenklonteren van bloedplaatjes belemmert, kan als de beoogde werking worden beschouwd maar als bijwerking tot ernstige bloedingen leiden.

Voor zowel werking als bijwerkingen van medicatie geldt dat deze meestal dosisafhankelijk zijn, worden bepaald door dezelfde farmacokinetische wetten, en een eigen, kenmerkend patroon in de tijd kennen. De aard van de bijwerkingen bepaalt of deze zich snel (allergische reactie) of juist heel traag (kwaadaardige aandoening) manifesteren.

Er zijn echter ook bijwerkingen die onafhankelijk van de tijd kunnen optreden. Deze kunnen verklaren waarom patiënten jarenlang probleemloos een geneesmiddel gebruiken én dan plots hiermee toch moeten stoppen. Deze tijdsonafhankelijke bijwerkingen worden niet zozeer bepaald door het betreffende medicament als wel door veranderingen in het lichaam, zoals bijvoorbeeld een verminderde nierfunctie. Tijdsonafhankelijke bijwerkingen kunnen even ernstig zijn als bijwerkingen die wel afhankelijk zijn van de tijd.

Bij het ogenschijnlijke grillige gedrag van ons lichaam betreffende de manifestatie van bijwerkingen spelen ook de perceptie, aandacht en ervaren klachten een rol. Hierbij gaat het niet alleen om de patiënt, maar ook om de zorgverlener. Wanneer geen verband wordt gelegd tussen een klacht of afwijkende bevinding én het gebruik van een bepaald geneesmiddel, zal deze uiteraard ook niet als bijwerking worden geïdentificeerd. Enerzijds kan het gaan om zeldzame of nog onbekende bijwerkingen en anderzijds om onachtzaamheid of gebrek aan kennis van de zorgverlener. Regelmatig komt het voor dat pas na verloop van tijd en meerdere meldingen een klacht of afwijkende bevinding écht als bijwerking van een bepaald middel wordt erkend. Het spreekt voor zich dat het gebruik van meerdere medicamenten de speurtocht lastiger maakt. Dat ons lichaam zich ogenschijnlijk grillig kan gedragen, kan dus bij nader inzien wel worden verklaard.

Met veel dank aan Eugene van Puijenbroek

Delen