Champagne

Kijk, daar drentelt het stokoude stel de ontbijtzaal binnen. Iemand van het personeel begroet hen en wijst naar het reserveerde tafeltje, een voorrecht voor vaste klanten. Wie weet brengen zij in dit hotel een deel van de winter door.

Hij boomlang en broodmager, zilvergrijs naar achteren gekamd haar, gedresseerd rond een kaal voorhoofd, beige pantalon – keurig in de plooi, geruit overhemd in bruine tinten, twinkeling in de ogen, aristocratisch voorkomen, Engelse adel?

Zij licht voorovergebogen, een spichtig, schuw vogeltje met een nog weelderige matgrijze haardos, groenblauw sweatvest, grijze broek van joggingstof, met haar rechterhand omklemt ze een sierlijke donkergelakte houten wandelstok.

Fier baant de elegante heer zich een weg tussen de bezette tafeltjes naar de andere kant van de zaal. Het is alsof hij boven de gasten zweeft. Zij houdt losjes zijn hand vast en schuifelt achter hem, strak voor zich uitkijkend.

Ja, wij hadden de twee eerder opgemerkt, gisteren kon ik mijn blik niet van hen afhouden en vandaag staat het gereserveerde tafeltje naast dat van ons. Hoe oud zouden zij zijn? Ver in de tachtig, mogelijk begin negentig.

Zij zullen zeker de alleroudste gasten zijn. Naast ons een lange rij aan elkaar geschoven, gedekte tafels met vlaggetjes van het Zuid-Koreaanse voetbalelftal, dat hier in de omgeving traint. Klaar voor de lunch. De jongens staan vroeg op.

Tientallen levenslijnen kruisen elkaar op deze plek, wat zou ik graag meer van deze mensen willen weten

Schuin achter ons vermoedelijk de jongste gasten: twee peutertjes, waarvan er één – nogal rusteloos – vandaag jarig is: op het hoofd van het kind staat een glimmende puntmuts. De twee vaders en moeders gedragen zich als yuppies.

Hier komen alle hotelgasten ontbijten. Tientallen levenslijnen kruisen elkaar op deze plek, wat zou ik graag meer van deze mensen willen weten. Het blijft bij een bij een beleefde groet, ‘good morning sir’, een vriendelijk gebaar, ‘sorry…’.

Of toch niet? Op een bijzettafel naast de tafel met de twee jonge gezinnen – één van de vaders spreekt nogal luid en daarom weten we dat het Duitsers zijn – staat een taart met één kaarsje en een koeler met een fles champagne.

De bejaarde gentleman is naar het buffet gelopen en komt net als gisteren terug met een glaasje jus d’orange én… voor haar zowaar een glaasje champagne. Zo wordt hier het leven gevierd: met champagne aan het begin en het eind.

Acht dagen aan de Portugese kust, een schitterende vakantie maar helaas zonder ook maar iemand te spreken, op een oudere Parijse dame na die voor de 15de keer de regio bezoekt. In haar eentje loopt zij over het strand: ‘God waakt over mij.’

Na het derde rondje champagne bij de Duitsers is háár glas nog halfvol. Zij heeft een tremor. Dementeert ze? Haar echtgenoot helpt haar discreet. Wij – hangend tussen twee generaties – zwijgen. Hopen dat God een oogje in het zeil houdt.

Delen