Compassie

De uitgevallen vulling kan blijven wachten, maar de losgeraakte kroon niet. Dus ben ik voor een spoedbehandeling welkom bij mijn tandarts. Na een maand huisarrest voelt het als een uitje met gemengde gevoelens: vanuit een veilige thuishaven moet ik de boze buitenwereld in. Ruimschoots op tijd kuier ik wat door het totaal verlaten stadspark tegenover ons voormalige praktijkpand. Vele malen wandelde ik hier met ons zoontje. Waar zijn alle mensen? Plots moet ik denken aan wat onze dochter – die sinds twee maanden een paar kilometer verderop in een comfortabel appartement woont – vertelde. Haar linker, alleenstaande buurman is naar zijn ouders gevlucht, omdat hij door het verplichte thuiswerken het alleen-zijn niet meer aankon. Ik voel niet alleen voor mensen in de zorg van wie in deze periode het uiterste wordt gevergd, maar ook voor deze – voor mij onbekende – man compassie.

In ‘Kleine verhandeling over de grote deugden’ gaat André Comte-Sponville in op compassie, afgeleid van het Latijnse ‘compassio’. Uit het Griekse equivalent stamt ons Nederlandse woord ‘sympathie’. De letterlijke vertaling van ‘compassio’ is ‘mee-lijden’ oftewel ‘medelijden’. Hoe dicht de woorden ‘compassie’, ‘sympathie’ en ‘medelijden’ in taalkundig opzicht ook bij elkaar liggen, toch is er inhoudelijk sprake van wezenlijke verschillen. Sympathie ligt aan de oppervlakte en medelijden gaat vaak vergezeld van superioriteit. Compassie reikt dieper en van neerkijken op de ander is geen sprake. Bij de meeste deugden gaat het niet om een gevoel maar een streven: ik wil rechtvaardig, tolerant en moedig zijn. Compassie is zowel een gevoel, wat zich niet af laat dwingen, als een deugd, waarnaar men kan streven.

Compassie is zowel een gevoel als een deugd

Op 12 maart jl. publiceerde The New York Times een artikel van David Brooks met als titel Pandemics kill compassion, too. Aardbevingen en orkanen brengen mensen bij elkaar, pandemieën drijven hen juist uít elkaar. De vele goede initiatieven die in deze periode worden genomen om elkaar te helpen, lijken op het tegendeel te duiden. Maar tegelijk zijn we op onze hoede voor anderen die ons immers kunnen besmetten. Brooks citeert in dit kader Daniel Defoe (1660-1731), de auteur van Robinson Crusoe, die in 1722 A Journal of the Plague Year publiceerde. Hoe realistisch deze beschrijving is staat evenwel ter discussie, want het boek gaat over de grote pestepidemie van 1665 – 1666 in Londen (waarbij in anderhalf jaar tijd circa 100.000 mensen – een kwart van de bevolking – overleed) maar de auteur was toen pas 5 jaar!

Twee jaar geleden verscheen echter een zeer gedegen studie van Samuel Cohn met als titel Epidemics: Hate and Compassion from the Plague of Athens to aids, waarover hij in 2017 een lezing hield met als titel The Emotional Lives of Epidemics:

Ook deze hoogleraar in de medische geschiedenis laat zien dat tijdens epidemieën en pandemieën compassie vaak ver te zoeken is. Overigens wordt nadrukkelijk een uitzondering gemaakt voor zorgverleners. Menigeen zal dat ambivalente gevoel herkennen: de wens maar tegelijk ook de angst om anderen te ontmoeten.

Ongetwijfeld zal de huidige pandemie tot een onafzienbare reeks boeken en andere publicaties leiden. Het fenomeen van angst die terecht of niet terecht door de berichtgeving in de media wordt opgeroepen en vervolgens een eigen leven gaat leiden, verdient in elk geval serieuze aandacht.

De kroon zit er weer op en mijn tandarts is zo vriendelijk om – nu ik er toch ben – ook de uitgevallen vulling te repareren. Het is zonnig weer en over hetzelfde pad door het park slenter ik naar mijn wagen terug. Wederom veronderstel ik dat ik hier de enige ben. Maar vlakbij een imposante boom valt mijn oog op een man en een vrouw in een innige omhelzing. Het is alsof ze elkaar na jaren weer ontmoeten. De twee staan roerloos tegen elkaar en vormen een vertederend mooi beeld. Even komt in mij op dat deze pose weleens een provocatie zou kunnen zijn voor ieder die zich nauwgezet aan de onderlinge afstand van anderhalve meter houdt. Maar wie voelt bij deze aanblik geen compassie? Gaat het uiteindelijk niet om liefde?

Dit beeld met als titel Le Baiser (De Kus) is in 1911 gemaakt door de Roemeense beeldhouwer Constantin Brancusi (1876-1957). Het bevindt zich in een uithoek van het Cimitière du Montparnasse in Parijs. Het graf behoort toe aan Tatiana Rachewskaïa (1887-1910). Deze uit Rusland afkomstige geneeskundestudente kreeg in Parijs taalles van – de van oorsprong Roemeense – arts Salomon Marbais, op wie zij verliefd raakte. Uit liefdesverdriet hing de jonge vrouw zich eind november 1910 op. Ter nagedachtenis liet haar familie dit beeld maken. De kunstenaar behoorde tot de vriendenkring van de medicus. Ofschoon Le Baiser zich nog steeds op het kerkhof bevindt, is het aan het oog onttrokken. Al meer dan tien jaar wordt het beeld opgeëist door erfgenamen, die het voor miljoenen euro’s willen verkopen.

Delen