Controle

Ik kreeg een bericht van het ziekenhuis dat ik mij diende te melden op de polikliniek Heelkunde. Omdat ik geen talent heb voor ondergeschiktheid  – dat is vrees ik al wel duidelijk geworden – was mijn eerste reactie: Hoezo?

Dus ik bel op. “Ja, dat is een controle-afspraak, mevrouw.”
“Wat controleren jullie dan?”
“Eh, nou de wondgenezing, en of u nog vragen hebt, enzo.”
“Nou, de operatie is vrij lang geleden, de wond is echt wel dicht. En ik heb geen vragen. Behalve deze: welke belangrijke beslissing gaan genomen worden naar aanleiding van die controle?”
“Eh, nou ja, we doen dit altijd zo, mevrouw.
“Ja dat begrijp ik, en het kost mij een halve dag om een paar minuten aan de chirurg te mogen vertellen dat het goed gaat. Ik voel daar niet zo veel voor. Bovendien kan de dokter zijn tijd ook beter besteden. Lijkt mij.”
“Ik zal de afspraak wel annuleren.”

Ze zijn vast blij dat ik niet kom.

Controle-afspraken. Uit de tijd dat ik 85 procent van mijn tijd polikliniek deed, komt een herinnering bovendrijven. Na het ochtendspreekuur ging ik met een van de collega’s lunchen. We hadden het over het net voorbije spreekuur. “Weet je wat mij nou het meest deprimeert?” zei hij. “Het feit dat ik alle patiënten van dat spreekuur over 6 maanden in precies dezelfde volgorde weer zal zien. En dan na 6 maanden weer.” Ik moest toegeven dat dat een deprimerende gedachte was.

Terugkijkend valt mij op dat mijn collega zijn spreekuren kennelijk onderging als iets waarop hij geen invloed had. Terwijl de enige reden dat die patiënten over 6 maanden weer in de wachtkamer zitten, de dokter zelf is. Die geeft namelijk opdracht om een volgende afspraak in te plannen.

Nou zijn er medisch gezien best een paar goede redenen om een patiënt op gezette tijden te laten terugkomen:

  • Controle of een behandeling goed verlopen is, bv of de operatiewond goed is genezen.
  • Als je bezig bent met instellen op medicatie voor een bepaalde aandoening en je dat alleen goed kunt doen door ook metingen aan de patiënt te verrichten, zoals ECG, bloed prikken, röntgenonderzoek, longfunctietest.
  • Als de patiënt een ziekte heeft die goed te voorkomen schade veroorzaakt, maar waaarbij die schade geen symptomen geeft tot het veel te laat is. Voorbeeld: nierfunctieverlies bij diabetes.

Geen van deze was aan bij ons aan de orde. Het waren controles van stabiele COPD-patiënten. En je zag dat terug in de aantekeningen in de status. Bladzijden vol met SQA (status quo ante= geen veranderingen), opmerkingen als: ‘heeft een kat’, ‘Dochter in verwachting’. ‘Echtgenote overleden’. En af en toe: ‘ziek geweest, longontsteking, erg benauwd, door huisarts behandeld. Nu weer goed’.

Als ‘fijn voor de patiënt’ zo maatgevend was, dan zou de hele zorg er toch anders uitzien?

Kijk, dat helpt niet. Als een patiënt een aandoening heeft die zo ernstig is dat hij specialistische behandeling behoeft, moet een opvlamming van die aandoening natuurlijk juist door de specialist behandeld worden. Omgekeerd, als de opvlamming van die aandoening prima door de huisarts kan worden behandeld, moet je je afvragen of de specialist überhaupt een rol heeft. En hoe zinvol reguliere controles zijn, die plaatsvinden met vaste intervallen, en juist niet als de patiënt klachten heeft. Los van het ontbreken van medisch nut van dergelijke controlespreekuren: in die tijd zou je nieuwe verwijzingen kunnen zien, of mensen die een toename van klachten hebben. Wachttijden, u weet wel.

Ik heb destijds het merendeel van mijn stabiele patiënten terugverwezen naar de huisarts. Kostte me twee jaar. In ruil daarvoor verdween mijn wachttijd voor nieuwe patiënten, en konden ‘spoedjes’ er altijd tussendoor.

In MST, Enschede, hebben de reumatologen dit principe goed begrepen. Zij hebben de vaste controles afgeschaft, mensen komen, na goede instructie, op geleide van klachten naar de poli, en de wachttijden zijn als sneeuw voor de zon verdwenen.

Waarom dan toch die vaste controle afspraken? Meerdere redenen: we doen het altijd zo, en weinigen houden van verandering. Het idee dat de patiënten het fijn vinden. Hier geloofde ikzelf heilig in maar schamper gelach is op zijn plaats. Dit argument wordt altijd van stal gehaald als de dokter zijn manier van werken niet wil veranderen. Aan de patiënt is het in de meeste gevallen niet gevraagd. Maar zeg nou zelf: als ‘fijn voor de patiënt’ zo maatgevend was, dan zou de hele zorg er toch anders uitzien? En de allerbelangrijkste reden: controleren van stabiele patiënten levert geld op, en het kost verhoudingsgewijs erg weinig tijd en moeite. Het protocollair controleren van stabiele patiënten kan even goed, en wellicht beter, door een verpleegkundige gedaan worden. Een specialisteninkomen toucheren voor werk dat ook door de zuster gedaan kan worden is echter een verleiding waar weinigen weerstand aan kunnen bieden.

Het beste zou natuurlijk zijn deze futiele controles helemaal niet meer uit te voeren. En de patiënt? ‘Eindelijk!’ zei een van mijn patiënten die ik met enige schroom had verteld dat hij niet meer hoefde terug te komen. ‘Ik dacht dat u me nooit meer zou laten gaan.’

Delen