Lid van een criminele organisatie?

Zoals hoge heren dat zo keurig kunnen formuleren wordt de Coöperatie Laatste Wil (CLW) ‘onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek’. Het Openbaar Ministerie (OM) richt zijn pijlen echter niet alleen op het bestuur maar kijkt ook naar artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op deelneming aan een criminele organisatie: “Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.”

Dat hangt mij dus als lid van de CLW boven hoofd. Het is even wennen aan de gedachte: ik dreig in hetzelfde hokje te belanden als leden van de – in december 2017 verboden – motorbende Bandidos. Zelfs in mijn stoerste jongensdromen zag ik mijzelf niet gehelmd en in zwartleren kleding op monstrueuze bromvliegen over asfalt scheuren. Als kunstenaar doe ik soms dingen die misschien niet mogen, maar ik heb mij nooit schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging en afpersing. Wanneer ik het – louter in mijn gevoel – heb verdiend om straffeloos een moord te plegen, dan is dat omdat ik te vaak door zich als vorsten gedragende overheidsdienaren onbeschoft en onrechtvaardig ben behandeld.

‘Hangt mij als lid van de Coöperatie Laatste Wil strafrechtelijke vervolging boven het hoofd?’

Het is ook een feit – dat geef ik graag toe – dat ik menigmaal bij terminale patiënten met morfine over de schreef ben gegaan. Dat wil zeggen: volgens de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Maar deze wet dateert van 12 april 2001 en mijn handelen betreft de periode daarvoor. Ik was trouwens niet de enige die morfine gaf in de hoop dat patiënten snel van hun pijn verlost zouden zijn. Ik beschouwde het als een ongeschreven richtlijn, die je als goede huisarts diende te volgen. Het is bizar dat een professionele norm van een kwart eeuw geleden nu tot strafrechtelijk onderzoek kan leiden.

In november 2015 verwoordde de jurist prof. mr. G.E. van Maanen (inmiddels met emeritaat) in een rapport zijn in mijn ogen zeer genuanceerde, vrij kritische visie betreffende de civielrechtelijke kant van de doelstellingen van CLW: Advies inzake laatste-wil middelen.

Laat het OM zijn strafrechtelijk onderzoek naar de CLW maar beginnen. Ik kan mij echter niet aan de indruk onttrekken dat deze zaak wordt vertroebeld door heel wat ruis. Zo zou het onderzoek niets te maken hebben met de zelfdoding van de 19-jarige Ximena Knol; volgens de ouders bracht de CLW hun dochter op het spoor van het laatstewilpoeder. De ChristenUnie en SGP stelden hierover Kamervragen en Minister De Jonge (Volksgezondheid) zei dat de CLW mogelijk strafbaar bezig was. Een strafrechtelijk onderzoek hing in de lucht maar er moest een nog een concrete aanleiding zijn: dat moment kwam onlangs, nu ‘Middel X’ daadwerkelijk verstrekt gaat worden. Natuurlijk spelen emoties een rol.

Ik heb kritiek op de geheimzinnigheid rond ‘Middel X’, op de werkzaamheid en bijwerkingen van één van de mogelijk kandidaten hiervoor, en adviseer niemand om in dit kader überhaupt te kiezen voor een sterk werkend gif. Dat neemt niet weg dat ik met circa 22.000 andere leden achter de doelstellingen van CLW blijf staan.

Maar zal een rechter rekening houden met deze nuancering? Wetten zijn even gevoelloos als staal. Natuurlijk mag niemand zich boven de wet opstellen. Maar de ironie wil dat gezagsdragers in met name het juridische circuit die dit graag met veel trompetgeschal uitdragen zich vaak wél hoog boven gewone mensen verheven voelen. Ik beschouw wetten als gestolde normen en waarden. Wanneer normen en waarden verschuiven moet dit reden zijn om te reflecteren over eventuele veranderingen in de wetgeving. Als arts heb ik in laatste instantie áltijd gekozen om mensen te helpen. Dáár gaat het om en daar zou hij bij degenen die wetten maken en toepassen óók om moeten gaan.

Lees ook de andere blogs van Ignace Schretlen rond dit onderwerp:

Delen