Cordon bleu

Onbedoeld speelde longarts Bert Baas een rol in een toneelstuk. Tot hij een blooper ontdekte.

Tekst: Bert Baas | Beeld: Marcel Leuning

De kamer was meteen gevuld toen ze binnenkwam. Gekleed in lichaamsvorm verhullende gewaden, waarvan de kleuren van schreeuwend rood via gifgroen naar diepblauw en geel overliepen, maakte ze haar entree. Met haar extra aangezette rode lippen, zwart omrande ogen en voldoende lagen schmink om alle rimpels te vullen, leek ze op een toneelspeelster. Dat was ze dan ookgeweest. Vroeger, want de stok waarop ze steunde, verraadde haar leeftijd.

Nog voor ik iets had kunnen zeggen, begon ze te spreken: over iedereen uit het ‘grote leven’ die ze had gekend, en de namen van bekende Nederlandersdie haar nog steeds niet waren vergeten.

‘Nou, dan weet je tenminste wie ik ben!’

En zonder op een reactie van mij te wachten ging ze door: ‘Mijn moeder is overleden aan een scheur in de aorta. Ik denk dat ik hetzelfde heb.’

Ze had gelijk: een scheur in de aorta, vlak bij het hart. ‘Daar gaan we niets aan doen’, besloot ze, ‘maar dan weet ik tenminste dat ik nog twee jaar te leven heb, net als mijn moeder.’ En zo maakte ze me tot onderdeel van het toneelstuk dat haar leven was.

Met tussenpozen kwam ze langs, steeds vergezeld door leuke jonge vrouwen. ‘Oh, dat zijn buurvrouwen’, vertelde ze nonchalant, ‘die brengen mij, want het is beter als ik zelf niet meer rijd.’ Toen ik een opmerking maakte dat het fijn was als je zulke buurvouwen had, raakte ze geïrriteerd; alle aandacht moest naar haar gaan en zeker niet naar die frisse, vitale vrouwen.

Die dag kwam ze weer in vol ornaat op, vergezeld door twee buurdames. Het hadden haar dochters kunnen zijn. Ze stuurde ze weg, want ze wilde het podium alleen voor zichzelf.

Ze wilde het podium alleen voor zichzelf

Het was duidelijk dat ze steeds verder achteruitging en meer hulp nodig had. Toen ik haar vroeg hoe ze de noodzakelijke ondersteuning dacht te organiseren, maakte ze een theatraal gebaar richting de buurvrouwen die in de wachtkamer waren achtergebleven.

‘Ik heb een geweldig cordon bleu om me heen’, zei ze, alsof dat voor haar een vanzelfsprekendheid was. Niet begrijpend keek ik haar aan. Ineens stokte de voorstelling, ze was het contact met haar publiek kwijt. ‘Cordon bleu?’, vroeg ik nog. Ze keek vertwijfeld, als in paniek, ontmaskerd, doorzien. Haar moment was voorbij, definitief. ‘Ik bedoel natuurlijk cordon sanitair’, mompelde ze, ‘ik ga nu weg.’ Ze vluchtte de spreekkamer uit en ik liet haar gaan.

De volgende morgen hoorde ik dat ze dood op bed was gevonden. Ik was haar laatste publiek geweest.

Iedere medisch professional heeft wel een patiënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Omdat de omstandigheden zo bijzonder waren, het behandeltraject aangrijpend, of juist omdat zich iets grappigs voordeed in het contact. In deze reeks leest u hun verhalen.

 

Delen