Covid-19 update

Onder de titel Hoofd koel en hart warm, gooide de redactie in maart 2020 het aprilnummer om vanwege de aanstormende SARS-CoV-2-pandemie. In die maand verschenen de eerste interviews met collega’s die de impact van het virus direct in hun werk ondervonden. De afgelopen twee jaar kwamen zij geregeld aan het woord. Nu opnieuw. “Collega’s liggen er om de haverklap uit.”

Tekst: redactie Arts en Auto

Dat een geheel nieuwe fase is aangebroken als het om COVID 19 gaat, merkt huisarts Willem Veerman heel goed in de praktijk. “Het is helemaal anders”, zegt de voorzitter (a.i) van vereniging VvAA. “Om te beginnen merk ik het nu in mijn postvak: enorm veel meldingen van positieve testen. Veel meer dan ooit eerder en zeker meer dan in de begindagen van de pandemie, toen wij in onze praktijk nauwelijks gevallen hadden. Wij zaten in een gebied waar het virus nog niet echt was aanbeland en konden ons destijds relatief goed voorbereiden op wat komen ging.

Uiteraard kreeg ook de huisartsenpraktijk van Veerman op een gegeven moment te maken met COVID-zieken, vooral onder het oudere en kwetsbare deel van de populatie. In een enkel geval werd ook een niet-kwetsbare zo ziek dat opname noodzakelijk was. Nu ziet hij nauwelijks nog ernstig zieken, maar heeft de praktijk te kampen met veel uitval onder de medewerkers. “De laatste maand hebben we veel medewerkers die positief testen en dus thuisblijven. Het is lastig om de bezetting op peil te houden”, vertelt Veerman. “Zeker omdat het bizar druk is, vooral met niet-COVID-zorg. In de praktijk werken we met zo’n dertig medewerkers, maar om de haverklap liggen er collega’s uit. Ik denk dat er continu wel vier a vijf collega’s thuis zijn vanwege COVID; met en zonder (milde) klachten. COVID is dus zeker nog niet voorbij in de eerste lijn. Dat merken we ook op de HAP, daar is de drukte ongekend. En wat je ook merkt; het duurt te lang, iedereen lijkt minder veerkrachtig. De lontjes worden korter, ook bij patiënten. Gelukkig kunnen we richting de zomer wat meer lucht verwachten.”

“We zijn op adem aan het komen”, zegt apotheker Kenny van Deventer. Samen met Nitika Chouhan – die eerder in Arts en Auto haar verhaal deed en nu verlof heeft – is hij eigenaar van drie apotheken in Amstelveen. De afgelopen tijd is ook hij geconfronteerd met ‘substantieel verzuim’ onder medewerkers. “In onze apotheken werken dagelijks dertien tot veertien mensen. We hebben perioden gehad dat we er vijf moesten missen, omdat ze zelf besmet waren of omdat hun kind positief testte. Dan kost het wel moeite om de kwaliteit van zorg op het niveau te houden dat we nastreven.”

Dat er in deze fase van de pandemie weer meer kan, geeft de kwaliteit juist een boost. “We hebben veel geleerd. Bepaalde werkzaamheden kunnen we vanuit huis doen. Digitaal is er heel veel mogelijk, maar de zorg blijft mensenwerk. Dat we weer huisbezoeken kunnen afleggen om mensen op weg te helpen met een medicijnrol en mensen hier kunnen ontvangen voor periodieke evaluaties, dat komt de patiëntenzorg echt ten goede.”

‘Ik ben blij dat we weer in wat rustiger vaarwater zijn gekomen’

Hoewel het extreem hard werken was, kijkt Van Deventer overwegend positief terug op de meest hectische COVID-tijden. “Ik ben trots op hoe we ons als team staande hebben gehouden en ook op de saamhorigheid. Ook met andere apotheken in de regio: iedereen stond klaar om collega’s te helpen die in de knel kwamen. Datzelfde zag ik bij de zorgverleners in de eerste lijn met wie ik samenwerk; zij hebben zó hard gewerkt om de reguliere zorg te continueren. Het gaat in Nederland vaak over wat niet goed gaat, maar in deze pandemie ging in de zorg ook heel veel wél goed.” 

Als regelmatig invaller voor haar Brabantse oud-collega’s, ervoer de in 2010 naar de Ardèche geëmigreerde waarnemend huisarts Céleste Schoenmakers-Smits (54) ook het afgelopen jaar weer aan den lijve de verschillen in beleving en aanpak van de pandemie. Tijdens haar meest recente verblijf in Nederland – afgelopen januari – was ons land in lockdown, terwijl in Frankrijk alles open was. “Dat was in mijn ogen een onnodige lockdown die niet alleen veel (economische) schade heeft veroorzaakt, maar ook veel goodwill van de Nederlandse bevolking voor eventuele toekomstige maatregelen heeft verspeeld.”

Ze vindt het merkwaardig dat Nederland tijdens de hele COVID-pandemie regelmatig uit de pas liep met andere Europese landen. “Toen het virus echt gevaarlijk was en de druk op de gezondheidszorg groot, had Nederland een zogenaamde intelligente lockdown, terwijl elders in Europa heel strikte maatregelen golden. Toen allang duidelijk was, dankzij cijfers uit het buitenland, dat de omikronvariant tot veel minder opnames leidde, ging Nederland weer in lockdown en konden kinderen opnieuw niet naar school. Met alle economische en psychische gevolgen van dien.”

De huisarts uit de Ardèche vertelt dat de Franse bevolking, in tegenstelling tot de Nederlandse, keuzevrijheid had als het ging om wélk vaccin men wilde. “Ook ging het hier niet per geboortejaar, men kon zelf een afspraak plannen.” Wel moesten in Frankrijk bepaalde groepen zich verplicht laten vaccineren. “Zoals werknemers in de gezondheidszorg en de horeca. Ook is er vorig jaar korte tijd een passe vaccinale geweest. Testen om bijvoorbeeld naar een restaurant te kunnen gaan, was toen niet meer voldoende, je moest gevaccineerd zijn.” Hoewel zelf voorstander van vaccinatie, had ze daar moeite mee. “Maar in Frankrijk bestaat er voor bepaalde kindervaccinaties ook al een verplichting, dus aan verplichte vaccinaties is men hier wel gewend.

Tijdens het contact met Arts en Auto, medio april, laat Schoenmakers weten dat het leven in Frankrijk inmiddels weer zo goed als genormaliseerd is. “Sinds 14 maart zijn nergens meer maskers en een passe sanitaire (QR-code) verplicht, alleen nog maskers in het openbaar vervoer en in ziekenhuizen en gezondheidszorginstellingen, zoals een huisartsenpraktijk.” 

Ook haar consulten zijn weer ‘als vanouds’, hoewel ze wel merkt dat er momenteel sprake is van meer infectieziekten. “Het beeld lijkt, maar dan wat verlaat, op een ‘normale winter’, zoals voor de COVID-pandemie. Ik zie veel griep en griepachtige ziektebeelden, waarschijnlijk als gevolg van het niet meer dragen van de mondneuskapjes en het loslaten van de hygiëne- en afstandsregels.” 

‘Terugkijken? Ik denk dat we nog niet zover zijn, helaas’

Ook privé merkt ze, als verhuurder van gîtes, dat het leven weer normaliseert. “We hebben de indruk dat gasten er vertrouwen in hebben dat er niet op korte termijn nieuwe beperkende maatregelen komen, want we krijgen geen COVID-vragen meer. Het vakantieseizoen is hier inmiddels begonnen, de zon schijnt en hopelijk kunnen we weer een volledig normaal jaar draaien. Vanuit medisch-wetenschappelijk oogpunt was het een interessante, maar ook geregeld stressvolle tijd, met veel onzekerheden. Ik ben blij dat we weer in wat rustiger vaarwater zijn gekomen.”

“Terugkijken?”, herhaalt SEH-arts Pol Stuart (45) de gestelde vraag. “Ik denk dat we helaas nog niet zover zijn.” Het bestuurslid van de NVSHA ervaart sinds begin april juist weer toenemende drukte in de ziekenhuizen. “Dat heeft ook veel te maken met de heersende ‘gewone’ griep. Maar reguliere zorg is alweer afgeschaald en COVID-zalen zijn weer uitgebreid.”

Toch is Stuart als hij terugkijkt op de eerste COVID-periode gematigd positief. “We zijn nog niet eerder zo op de proef gesteld en de zorgketen heeft enorme slagkracht en capaciteit laten zien. Daar ben ik wel trots op. Maar de prijs was en is hoog.”

Stuart refereert aan het hoge ziekteverzuim en aan personeel dat de zorg heeft verlaten. “Dat verzuim ligt in onze regio Rijnmond op 12 procent, waar dat doorgaans nog geen 7 procent is. Mede daardoor en de combinatie met de griep dus, voelt de werkbelasting momenteel echt niet minder. 

Die drukte doet zich nu volgens Stuart gelukkig veel minder voor op de ic’s, maar wel ‘op zo ongeveer alle andere afdelingen’. “Onlangs hebben we daarom weer aan de bel moeten trekken en het SEH-stoplicht tijdelijk op rood gezet: niet aankomen met niet-verwezen spoedpatiënten. Dat doen we natuurlijk niet graag, patiënten niet kwijt kunnen is zo frustrerend. Het maakt de lontjes onderling ook korter. Zolang de SEH goed kan doorstromen is de capaciteit enorm. Dan kunnen we 150 tot 200 procent aan.”

Lessons learned? “Wat we bij de eerste golf allemaal deden met CT-scanners en tenten bij de ziekenhuizen; dat was allemaal wat overdreven achteraf. Maar goed, niemand had dit natuurlijk ooit meegemaakt. Ondanks dat ik er, los van alle slachtoffers en het verdriet, beroepshalve ook wel iets  positiefs in kan zien, ben ik inmiddels wel helemaal klaar met COVID. Ik zal vast de enige niet zijn.” 

Esther Lubbersen, ambulanceverpleegkundige in Harderwijk kan dat beamen, ook zij is er klaar mee, of zoals ze het zelf zegt ‘COVID-moe’.In haar geval ook letterlijk moe, want na een tweede COVID-besmetting, die minder heftig verliep als de eerste die zij opliep in 2020, heeft ze te maken met extra vermoeidheid. Ze is aan het werk en dat gaat ook, maar die vermoeidheid is wel iets waar ze rekening mee moet houden, omdat die zich vaker en ernstiger opdringt dan ze van zichzelf gewend was. “Niet normaal moe”, zegt ze. 

‘Door griepverzuim kunnen voor het eerst niet alle ambulances ingezet worden’

“Maar gelukkig ben ik niet lang uitgevallen. Niemand van mijn directe collega’s trouwens. Al zijn er ontzettend veel collega’s ziek de laatste tijd. Niet eens vanwege COVID, de meesten hebben griep. Die zijn allemaal negatief getest, maar flink ziek, sommigen ook echt een paar weken. Er zijn er zoveel ziek dat er voor het eerst in jaren ambulances gewoon niet ingezet kunnen worden. Dat is iets wat we eerder niet zagen met griep, maar het is wel iets wat herkenbaar is in het land, volgens mij. We merken het ook op de SEH-afdelingen waar we heen vervoeren. Die kampen met een lage bezetting door ziekte van collega’s.”

Er heerst dus influenza, maar ook COVID-19 is niet verdwenen, volgens de verpleegkundige. “Het is er nog, maar in mindere mate”, vertelt ze. “We hoeven minder patiënten vanwege COVID te vervoeren en zien juist weer veel meer andere hulpvragen. Je merkt dat mensen hun gewone leven weer oppakken en bijvoorbeeld weer uitgaan. En we zien relatief veel jongeren met psychische problemen. Of dat het effect is van vereenzaming tijdens de lockdowns, kan ik niet met zekerheid zeggen, maar het zijn er opvallend veel.”

Het ambulancepersoneel is nog wel voorzichtig en neemt voorzorgsmaatregelen om een besmetting te voorkomen. “Zo’n 90 procent van de collega’s gebruikt nog structureel chirurgische mondneusmaskers als ze bij patiënten binnen zijn en bij een COVID-verdenking gebruiken we FFP2”, zegt Lubbersen. “Maar ik merk ook dat we er wat makkelijker in worden; we dragen bijna nooit meer dat hele pak. Zo brachten we laatst iemand die eerder opgeknapt was na een besmetting, maar intussen weer was ingestort, naar het ziekenhuis. Daar stonden ze ons op te wachten in de volledige uitrusting, terwijl wij alleen handschoenen en een mondneusmasker gebruikten.”

Dat COVID-19 niet verdwenen is, blijkt uit het feit dat de ziekenhuizen waarmee de ambulancedienst te maken heeft nog steeds een cohort-afdeling hebben. De dienst wordt ook nog wel eens ingeschakeld om een COVID-patiënt over te plaatsen. “De ziekenhuizen hier hebben relatief kleine ic’s en moeten dus soms overplaatsen. Ik vermoed dat dat niet de enige oorzaak is. Naast die kleine ic’s, het hoge ziekteverzuim én het reguliere personeelstekort in de zorg, kan het ook te maken hebben met relatief veel besmettingen hier in de Biblebelt.”

Delen