Dat andere glazen huis

Toen ik deze week een koffie kocht in een verzorgingscentrum, kon ik daar niet pinnen. Ik had nog wel een briefje van vijftig, maar daar had de barman natuurlijk niet van terug. “De bewoners hier zijn niet zo met pasjes”, was zijn verklaring. Dat bejaarden niet kunnen pinnen, leek me een vooroordeel. Maar het is een van de laatste bastions waar elektronisch betalen nog niet is doorgedrongen. Zelfs het garderobepersoneel in het theater ziet het liefst een pasje, al is het voor vijftig cent. Logisch, wisselgeld moet je duur betalen bij de bank en elke keer weer tellen.

Na de invoering van het contactloos betalen is het hard gegaan. Vooral in de Nederlandse steden zijn er daardoor steeds meer winkels, uitgaansplekken en bussen waar contant geld niet meer wordt geaccepteerd. Dat is voor iedereen makkelijker en het houdt overvallers op afstand. Zo’n twee derde van de betalingen aan de kassa is nu elektronisch.

Begrijpelijk en sympathiek, maar het is een achterhoedegevecht

In Duitsland is dat totaal anders. Daar wordt 80 procent nog contant betaald. Vaak is dat ook de enige mogelijkheid. Liever geen spoor nalaten, dan kan dat ook niet worden misbruikt. Duitsers hebben de lessen van de Tweede Wereldoorlog verinnerlijkt. Maar ze zijn ook bang voor de macht van banken, als straks niemand meer zonder hun infrastructuur kan afrekenen.

Het is begrijpelijk en sympathiek, maar het is een achterhoedegevecht. Je kunt nieuwe technieken afzweren, maar dat heeft weinig zin in een wereld waarin Google meer over mij weet dan mijn partner, en waarin de snelwegcamera’s van minuut tot minuut vastleggen waar ik ben. We leven in een glazen huis. Beter kunnen we de techniek zo inrichten dat privacyschending weinig gevolgen heeft. Ik heb mijn lening bij een andere bank dan mijn betaalrekening. Banken kunnen zelf ook kleine betalingen via een onafhankelijke derde partij afwikkelen. Dan kunnen ze mijn gedrag niet meer gedetailleerd analyseren. Zo kun je garanties inbouwen in de techniek.

Delen