De gezichten van de huisarts
Het lijkt mij best lastig om als huisarts optimaal aan te sluiten bij al die mensen die in je spreekkamer verschijnen. Niet alleen komen die mensen in alle soorten en maten, voor hun hulpvraag geldt vaak hetzelfde.
Wat dat betreft moet je als huisarts best snel kunnen schakelen. Naast authenticiteit vraagt dat veel flexibiliteit. Dat gaat vast niet altijd even makkelijk.
Ook het zelfbeeld van de huisarts speelt hierin een rol. Daar wordt het lastiger.
Als huisarts wordt je als het ware vanzelf groot gebracht met de identiteit van de medisch expert. Historisch is dat goed te verklaren en bij veel patiënten is dat ook een van de hoekstenen van de kwaliteit van de huisartsenzorg.
Dat geldt echter niet bij alle patiënten. Zo vraagt de groep patiënten met langdurig verhoogde zorgconsumptie om een andere benadering. Denk aan mensen met SOLK klachten, bijvoorbeeld. Daar is het uiteindelijk niet de medische vraag die leidend is. De aard en omvang van het probleem liggen in de regel op een ander terrein en de kunst is om patiënten tot dat inzicht te laten komen. Bij voorkeur gebeurt dat op een manier waarbij de betrokken patiënt een actieve en zelfredzame rol gaat vervullen in zijn herstelproces. Nieuwe onderzoeken brengen de oplossing bij deze doelgroep zelden dichterbij.
Dat vraagt niet om een medisch expert, eerder om een facilitator, die in alle bescheidenheid zijn werk verricht.
Het is mijn overtuiging dat het noodzakelijk is voor huisartsen om zich bewust te zijn van dat verschil. Het is een verschil dat eenvoudig kan leiden tot subtiele verschillen in woordkeus, in de invalshoek waarmee het consult wordt ingegaan en op de non-verbale communicatie en lichaamshouding. Al deze zaken hebben effect op de patiënt. Ook kan het bewust kiezen voor de rol van facilitator, in plaats van die van expert, een voordeel opleveren voor de huisarts zelf.
Er zijn veel huisartsen die worstelen in de communicatie met de geschetste patiëntgroep. Het zijn in zo’n geval consulten die veel energie kosten en weinig opleveren. Het aannemen van de rol van facilitator kan veel energie besparen, zonder dat dit leidt tot het onttrekken aan verantwoordelijkheden of zorgplicht.
Mag ik u vragen wat eigenlijk het beeld is wat u hierin van zichzelf heeft?
7 reacties
Interessante en prikkelende blog.
Kanttekening vooraf: het CIR ziet slechts een gedeelte van de SOLK- patienten. Bij diegenen die niet door het CIR gezien worden, is het traject wellicht meer tot tevredenheid van huisarts en patiënt gelopen.
Communicatie is inderdaad het toverwoord.
Met name bij SOLK patiënten is dat inderdaad niet zelden lastig. We kennen het allemaal: “hoezo kunt u niets vinden dokter? Ik ben toch niet gek? Er moet toch wat te vinden zijn in mijn hoofd/rug/buik/etc ” .
Het is de kunst om dan niet in de verdediging te schieten. Zogenaamde medische expertise wordt dan ook vaak door de miskende patiënt aan de goedwillende huisarts toegeschreven. En dat terwijl hij/zij in zo’n situatie vaak zal denken: “wat wilt u nu van mij? Ik ben een simpele huisarts die mee wil denken met u ”
Mijn vraag dus: kunt u meer vertellen over de rol van facilitator?
E.Kriek
13 mei 2013 / 20:29Dank voor uw reactie, die een terechte dimensie toevoegt aan mijn blog. In een rol als de onze ontstaat altijd een enigszins gedeformeerd beeld ten opzichte van het totaalbeeld dat een huisarts in zijn spreekkamer ervaart.
Met plezier vertel ik u meer over de rol van facilitator. Dat kan ik echter vanuit verschillende invalshoeken doen. Ik kan mij zo voorstellen dat uw belangstelling daarbij naar een of meer specifieke aspecten uit gaat. Graag zou ik daarover meer van u vernemen.
Bas Smallenbroek
14 mei 2013 / 07:06Ik ben benieuwd naar de rol van facilitator in een consult huisarts-SOLK patiënt.
Weinig energie kosten en veel opleveren in een consult is voor elke huisarts erg veel waard ( aanzienlijk meer dan het huidige consulttarief van 8 Euro 67 voor 20 minuten ) .
E.Kriek
14 mei 2013 / 21:05Molière schreef er al over; de ingebeelde ziekte, een even interessant als onbegrepen en moeilijk hanteerbaar fenomeen. Lang viel dat onder noemer van psychosomatische klachten. Nu heet het SOLK en om het overzichtelijk te houden is er ook nog zo iets als somatoforme stoornissen. Dat allemaal gebaseerd op DSM-IV richtlijnen die we met ingang van deze week in de prullenbak kunnen gooien, want DSM-V overruled alles. Daar zullen ongetwijfeld nieuwe buitengewoon interessante termen voor gefronste wenkbrauwen zorgen. Je zult maar patiënt, al dan niet ingebeeld, zijn! Je zult maar behandelaar zijn!
Ik sloeg de Multidiscplinaire Richtlijnen ontwikkeling van 2010 er nog eens op na. Hoeveel artsen, verpleegkundigen, psychologen zouden dat gelezen hebben? En als ze zich er door geworsteld hebben, nodigt het dan uit er ook naar te handelen? Dat laatste is wellicht een mooi onderwerp voor een vervolgstudie, vanzelfsprekend rijkelijk gesubsidieerd door VWS?
Wie het stuk leest struikelt over een veelheid aan lachwekkende woorden. Zou je die gebruiken tegenover een patiënt, kan de relatie arts/patiënt onmiddellijk bij het oud vuil gezet worden.
Interessant is de opsomming behandelingsaanbevelingen. Voor huisartsen worden er 8 genoemd. Geen woord echter wordt gewijd aan het verhogen van de communicatieve kwaliteiten van de dokter (dat mag je natuurlijk doortrekken naar alle betrokken zorgverleners).
In die 200 pagina’s is het wel paar keer een item, maar nergens resulteert dat in een dringende aanbeveling of harde richtlijn. De vraag moet gesteld of het niet eens echt tijd wordt ons druk te maken over het vermogen van de behandelaar om ‘normaal’ te praten met de persoon tegenover hem/haar.
Over wat ‘normaal’ is, kun je boeken vol schrijven, bovendien is dat onderhevig aan de waan van de dag. Maar laten we van de dokter vragen in ieder geval een woordkeus te hanteren die aangepast is aan wat de persoon/patiënt tegenover hem/haar kan behappen. Natuurlijk moet je dat voortdurend checken. Nooit zomaar iets aannemen, dus altijd doorvragen, een misverstand schuilt er achter elke komma of punt. Natuurlijk kan enig inlevingsvermogen geen kwaad, maar net zo goed is het belangrijk grenzen aan te geven waar dokter en patiënt zich aan horen te houden. Bij die aangepaste taal hoort vanzelfsprekend ook een houding die de woorden versterken. Misschien mag je hier het woord ‘placebo effect’ hanteren. Het is hoog tijd dat dokters doordrongen raken van vooral de toegevoegde waarde van dat effect op hun handelen.
Of je die dokter nou plotseling facilitator gaat noemen; het lijkt me bijzaak. Zolang hij/zij maar uitstraalt dat wat hij/zij zegt ook werkelijk meent.
Zo’n gesprek voeren komt niemand zomaar aan waaien. Oefenen is daarvoor onontbeerlijk. In plaats van je ogen bederven aan het lezen van een stuk zoals hierboven genoemd, zouden behandelaars die tijd veel beter kunnen besteden aan hartstochtelijk oefenen van ‘hoe voer ik een effectief gesprek’. En blijven oefenen, want scherpte slijt.
Daarbij zijn rollenspellen onontbeerlijk, net zo als het analyseren achteraf en het resultaat daarvan onmiddellijk opnieuw willen uitproberen. Ooit een groot orkest zien repeteren met een echte maestro ervoor? Nou, zo zou een gesprekstraining ook horen te zijn. Daarbij telt elk woord, de intonatie van een zin, de blik die daarbij geworpen wordt; niets moet onbenoemd gelaten worden. Zelfs de houding van iemand achter die bureautafel speelt een rol. Bijv. waar laat je je handen? Leun je achterover of juist niet.
Ik weet, het is een beladen woord in de medische wereld, maar ik gooi het erin: ‘Verkoop uw therapie’.
Joep Scholten
14 mei 2013 / 21:07@ Joep Scholten:
We praten dus over het grijze gebied tussen placebo- effect en evidence/ richtlijnen ?
Over het verschil tussen een tweedehands auto verkoper en een huisarts?
Voor mij als huisarts een razend interessant, uitdagend gebied.
Minstens twintig consulten per dag gaat het over deze materie.
Immers, dat consult over keelpijn gaat zelden over datgene wat in de NHG standaarden wordt beschreven, hoewel de standaarden uiteraard een houvast bieden.
Dat consult over keelpijn gaat over: de neef van de buurman, die kanker bleek te hebben. Over de rol van betrokkene in het zangkoor, waarbij verwacht wordt dat hij/zij een belangrijke partij zal zingen a.s. weekend. Over moeder die ruzie heeft met ex, en die vindt dat er nu eens serieus gekeken moet worden, etcetera.
Communicatie.
Eigenlijk de core business van het huisartsenvak.
Om terug te komen op de blog: ik herken de attitude van de huisarts als medisch expert niet.
Tegelijkertijd sta ik open voor verbetering.
Als ik mij als facilitator op kan stellen om problemen te verhelderen, dan sta ik daar voor open.
E.Kriek
14 mei 2013 / 23:55In mijn ogen is een van de lastigste aspecten van de rol van facilitator het loslaten van de reflex om met oplossingen te komen. Dat is een reflex die deels is ingegeven vanuit het motief mensen graag te willen helpen. Deels is deze ook meegegeven in de diverse opleidingen.
In de voorbeelden die zo treffend staan weergegeven in het bericht hierboven is zichtbaar hoe nadrukkelijk het gaat om achterliggende kernproblematiek die niet medisch van aard is. Wel is deze uitermate bepalend voor het gedrag van de betreffende patient op dat moment. Het opsporen en benoemen van dat feitelijke kernprobleem, zonder daarbij zelf oplossingen aan te reiken maar ze waar mogelijk uit de patient te laten komen is voor mij de kern van de rol van de facilitator.
Bas Smallenbroek
16 mei 2013 / 08:07“het loslaten van de reflex om met oplossingen te komen. ”
” Het opsporen en benoemen van dat feitelijke kernprobleem, zonder daarbij zelf oplossingen aan te reiken maar ze waar mogelijk uit de patiënt te laten komen is voor mij de kern van de rol van de facilitator. ”
Ik begrijp de boodschap; ook ben ik het er volledig mee eens.
Zie ook overigens de NHG standaard SOLK.
E.Kriek
17 mei 2013 / 20:56