De huisarts opnieuw uitgevonden
Hoera, vandaag wordt de huisarts opnieuw uitgevonden! Circa 1.300 huisartsen (in opleiding) hebben zich in september 2018 tijdens zo’n zeventig denksessies gebogen over twaalf strategische vragen, die zijn voortgekomen uit een vooronderzoek, dat is gedaan door een ‘inhoudelijke commissie van huisartsen’ onder voorzitterschap van prof. dr. Henriëtte van der Horst met begeleiding van het bureau De Argumentenfabriek.
De uitkomsten hiervan zijn verwerkt in een online enquête die huisartsen (in opleiding) tussen 23 oktober en 4 november 2018 konden invullen. De kernwaarden en kerntaken van de huisartsenzorg zijn nu herijkt en na een uitgebreide lunch om 12 uur wordt het resultaat hiervan vanmiddag gepresenteerd, waarna om 17.30 uur het diner volgt. Dit geschiedt in het Woudschoten Conferentiecentrum in Zeist, waar op 23 en 24 januari 1959 voor het eerst de kerntaken van de huisarts werden vastgesteld.
Ik denk dat specialisten die dit lezen hun wenkbrauwen zullen fronsen. Gaat dat écht zo bij hun collegae van de eerste lijn? Ja, inderdaad! Natuurlijk zullen oogartsen, urologen, longartsen, huidartsen etc. ook weleens van gedachten wisselen over hun vakgebied, maar niet zo fundamenteel als huisartsen.
Dat heeft twee hoofdredenen: 1. bij het fenomeen ‘huisarts’ ligt altijd een identiteitscrisis op de loer, en 2. de huisartsgeneeskunde deint meer dan specialismen mee met ontwikkelingen in de samenleving.
Decennialang was de ‘huisarts’ niet meer dan wat een ‘basisarts’ tegenwoordig is: iemand die het artsdiploma heeft gehaald. In de eerste helft van de vorige eeuw werkte hij als ‘medicus met een algemene praktijk’ in de marge van de geneeskunde, waar specialisten de scepter zwaaiden. Doordat onder meer patiënten thuis worden bezocht, ontstaat de naam ‘huisarts’. Zijn imago als ‘gewone dokter’ met minder aanzien en inkomen dan specialisten is echter onderhuids altijd blijven voortbestaan.
Zestig jaar geleden werd bij de eerste Woudschoten-conferentie de kerntaak van de huisarts omschreven als ‘het aanvaarden van de verantwoordelijkheid voor een continue, integrale en persoonlijke zorg voor de gezondheid van de zich aan hem toevertrouwende individuele mensen en gezinnen.’
Alleen al het feit dat deze (spoed)herijking blijkbaar nodig was, geeft aan dat de basis niet stabiel is
Als voormalig huisarts én patiënt heb ik helaas de afbrokkeling van deze fraaie taakopvatting van zeer nabij meegemaakt. Er zijn met name de laatste dertig jaar allerlei manoeuvres uitgevoerd om de steeds veranderende identiteit opnieuw te funderen. Alleen al het feit dat deze (spoed)herijking blijkbaar nodig is geweest als een correctie van de toekomstvisie Huisartsenzorg in 2022 die in 2012 is gepubliceerd door de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), geeft aan dat de basis niet stabiel is.
Twijfel ik aan het instituut ‘huisarts’? Neen, integendeel: hij/zij is heel hard nodig. Er is momenteel een trend waarbij huisartsen zich bekwamen op één of meerdere specialistische gebieden; dat lijkt mij prima wanneer het werkplezier hierdoor toeneemt. Maar omgekeerd denk ik dat elke specialist juist een deel van de bijscholing zou moeten wijden aan de basiskennis en vaardigheden die hij/zij had bij het verkrijgen van de bul. Het zou mooi zijn wanneer twee van de drie peilers van de eerste Woudschoten-conferentie als fundament overeind blijven: het bieden van integrale en persoonlijke zorg. Als nieuwe derde peiler beschouw ik het verwerven van kennis en vaardigheden die specifiek betrekking hebben op veel voorkomende, algemene aandoeningen, maar hierover maak ik mij nog het minste zorg.