De Meinweg

De carrière van natuurfotograaf Bob Luijks begon vijftien jaar geleden in de Meinweg. Nog altijd heeft dit nationale park in het oostelijk deel van Midden-Limburg een bijzonder plekje in zijn hart.

Tekst en beeld: Bob Luijks

Nationaal Park De Meinweg ligt even ten oosten van Roermond en is, geheel ten onrechte, een van de onbekendere nationale parken van Nederland.

Om maar meteen een groot misverstand de wereld uit te helpen: de naam Meinweg heeft niets te maken met mijnbouw, ook al scheelde het niet veel. In 1953 startte men met de bouw van Staatsmijn Beatrix nadat er op geringe diepte steenkool werd gevonden, maar in 1962 kwam er alweer een einde aan de bouwactiviteiten omdat de import van steenkool uit het buitenland veel goedkoper bleek. De naam stamt wel van ‘gemeynte’, ofwel gemeenschappelijkheid. Veertien omringende dorpen hadden gebruiksrechten op het gebied, onder andere voor het oogsten van hout en het steken van plaggen.

De Meinweg is een voor Nederland uniek gebied, omdat breuklijnen in de aardkorst zorgen voor grote hoogteverschillen. Die komen in het landschap tot uiting in een aantal ‘traptreden’, goed te zien ter hoogte van de Rolvennen en helemaal ‘achterin’ De Meinweg nabij het Elfenmeer. Dat deze breuklijnen nog altijd actief zijn, bewijst de aardbeving van 13 april 1992, met 5,8 op de schaal van Richter de zwaarste aardbeving ooit in Nederland.

De hoogteverschillen en het eeuwenlang gebruik van het gebied zorgen voor een zeer gevarieerde natuur met stokoude eikenbossen, kraakheldere, nog volledig ongeschonden beken, idyllische vennen en uitgestrekte heidevelden. Ook vind je er naaldbossen, ooit aangeplant voor de Zuid-Limburgse kolenindustrie vanwege de behoefte aan stuthout in de mijnen. Met zo veel variatie komen er ook zeer veel planten- en diersoorten voor. Er zijn al meer dan vierduizend soorten geteld, eveneens uniek voor Nederland.

‘In meerdere opzichten uniek’

Het symbool van De Meinweg is de adder, de enige gifslang van Nederland. Omdat het koudbloedige dieren zijn, kom je deze in de late herfst niet meer tegen, wat ook geldt voor de vele andere reptielen- en amfi bieënsoorten.

De Meinweg herbergt echter nog een andere iconische soort: het wilde zwijn. Buiten de Veluwe is dit officieel het enige gebied in Nederland waar dit dier mag voorkomen. De herfst vormt voor de zwijnen een feestperiode, met volop eikels en paddenstoelen op het menu. In het weekend en langs de gemarkeerde routes zult u deze machtige dieren niet snel tegenkomen, hun wroetsporen echter wel. Wilt u zwijnen zien, wandel dan op een doordeweekse dag met wat minder weer dieper het gebied in.

Op 20 april 2020 sloeg het noodlot toe: er brak brand uit in De Meinweg. Even leek het vuur snel onder controle gebracht, maar een krachtige, gortdroge oostenwind wakkerde het steeds verder aan. Het nabij gelegen dorp Herkenbosch moest uit voorzorg worden geëvacueerd en 2500 brandweerlieden uit heel Nederland en Duitsland vochten een week lang tegen de vlammen, ondersteund door helikopters en zelfs tanks van het leger.

Wonder boven wonder wist de brandweer het vuur grotendeels uit de bossen te houden. Wel brandde bijna alle heide af; er bleef alleen een zwart geblakerde vlakte achter. Het jaar erop kleurde deze vlakte roestbruin van de schapenzuring, een bijzonder gezicht. Gelukkig is de natuur veerkrachtig; overal zijn nu weer jonge heideplantjes te zien.

Hoewel de gevolgen van de brand nog lang zichtbaar zullen blijven, blijft de heide een fraai wandeldecor. Zeer bijzonder zijn er de eiken. Wie goed kijkt, ziet dat de meeste eiken in groepjes staan. Ieder groepje is in principe één, soms eeuwenoude, eik; door het kappen van hout (hakhout) en het geknabbel van schapen is de boom steeds verder naar buiten uitgestoeld.

‘Op 20 april 2020 sloeg het noodlot toe: er brak brand uit in De Meinweg.’

In het najaar arriveert op de heide een bijzondere vogel: de klapekster. Deze ongeveer 25 centimeter grote, grijs-witte vogel heeft een zwart boevenmasker. Een boef is het zeker, want met zijn haaksnavel is het een geduchte rover. Op zijn menu staan vooral mestkevers en die zijn er op De Meinweg genoeg. Ze zijn echter ook niet vies van een muis. Om de tijd efficiënt te benutten, jagen ze op goede dagen
volop en prikken ze hun prooien levend aan scherpe doorns of prikkeldraad. Zo bouwen ze een voedselvoorraadje op. Ze laten zich vinden doordat ze vaste uitkijkpunten boven in bomen hebben.

Ledenvoordeel: wildarrangement in Romantik Hotel Kasteel Daelenbroeck

Op de heide zijn diverse vennen te vinden, waarvan de Rolvennen het gemakkelijkst te bereiken zijn. In deze vennen groeien waterlelies, die ook in het najaar een prachtig gezicht zijn. Mocht het gaan vriezen, dan zorgen afstervende en rottende leliebladeren voor fraaie luchtbellen in het ijs. In de buurt van de vennen groeit een bijzondere struik: gagel. Naarmate de winter vordert, kleuren de (aromatische) knoppen hiervan steeds dieper oranjebruin. En zo heeft ook de winterperiode veel moois te bieden in dit veelzijdige park.

Nationaal Park De Meinweg is circa 1.800 hectare groot, ligt in het oostelijk deel van Midden-Limburg en wordt aan drie kanten omsloten door Duitsland. Het maakt onderdeel uit van Grenspark Maas-Swalm-Nette, dat zich aan zowel Nederlandse als Duitse zijde over vele duizenden hectaren uitstrekt. Bijzonder fraai is het dal van de Swalm, het Diergartscher Wald (een voormalige munitiedepot, nu leefgebied van onder andere damherten) en de Krickenbecker Seen. Andere bezienswaardigheden in dit deel van Limburg: Roermond, een stad met een gezellig centrum en bekend vanwege de Designer Outlet. Ten zuidwesten van Roermond ligt het oude vestingstadje Stevensweert, eveneens omringd door prachtige natuur. Zeker de Molenplas met de Hompesche Molen (de hoogste windmolen van Limburg) is de moeite waard. Aan de overkant maken het Leudal, Kasteel Horn en het witte stadje Thorn deel uit van dit Grenspark.

Delen