De misser van Freud

Het leven van de meeste mensen lijkt van enige afstand bekeken te verlopen als een kaars die bij de geboorte is aangestoken: het vlammetje kan af en toe gaan flakkeren maar doorgaans slaagt men er wonderwel in een vrij gelijkmatig bestaan te leiden. Anders is dat bij sommige kunstenaars, schrijvers en artiesten. Opgejaagd door een nauwelijks te beteugelen aandrang om zich te uiten – vaak hypersensibel reagerend op hun omgeving – schieten ze keer op keer vlam. Door hun intense wijze van leven zijn ze na drie of vier decennia al opgebrand.

Ook het leven van Martin Kippenberger (1953-1997), één van de bekendste Duitse kunstenaars van de 20ste eeuw, lijkt op een komeet. Hij kon zomaar ontvlammen, overschreed grenzen en gedroeg zich als een halfgod. Nog altijd roept menig kunstwerk van hem de vraag of hoe het is bedoeld. Wilde hij überhaupt serieus genomen worden of was het voldoende om anderen af te troeven? Met het grootste gemak banjerde Kippenberger door het domein van de literatuur op zoek naar inspiratie of lonkte hij naar de wetenschap.

Detail uit Porträt Paul Schreber, 1994 – Martin Kippenberger

Centraal op een intrigerend werk schilderde Martin Kippenberger het gezicht van een jongen, die met afwezige blik opzij kijkt. De titel Porträt Paul Schreber (1994) leidde mij naar de bron: een schilderwerk uit 1851 van de familie Schreber; een foto hiervan is afgebeeld in de bundel Het dossier Daniel Paul Schreber (2001), uitgegeven in de serie ‘Schizofrenie-dossiers’.

Schilderwerk van de familie Schreber, (1851)

De later succesrijk geworden jurist Paul Schreber (1842-1911) geldt als de vermoedelijk meest beschreven psychiatriepatiënt. Dit is te danken aan zijn autobiografische boek Denkwürdigkeiten eines Nervenkranken (1903), waarvan citaten op het schilderij zijn aangebracht, maar vooral aan een monografie (1911) van Sigmund Freud (1856-1939) over deze publicatie; de Nederlandse vertaling hiervan verscheen in 1986 bij Boom. Volgens Freud lag een ‘homoseksueel conflict’ ten grondslag lag aan de aandoening.

In zijn uitstekende inleiding van de bundel Het dossier Paul Schreber (2001) levert psychiater Hans van der Ploeg kritiek op de grondlegger van de psychoanalyse. Freud had amper de helft van het boek van Schreber gelezen toen hij al zijn visie kenbaar maakte; bovendien heeft hij de patiënt nooit ontmoet. De Nederlandse socioloog, rechtpsycholoog en historicus Han Israëls kwam in zijn proefschrift Schreber, vader en zoon, Historisch-kritische opmerkingen over een psychoanalytisch beschreven geval van paranoia (1980) tot de conclusie dat de hypothese van Freud niet kan worden gestaafd door de feiten. Ook internationaal werd in dit kader forse kritiek geuit.

Porträt Paul Schreber, 1994 – Martin Kippenberger

Keren we terug naar het schilderij. Het hoofd van de jongen vormt als het ware de kern van een ei. Het ei is een belangrijk, terugkerend symbool in het oeuvre van Kippenberger. De kunstenaar maakte vaak meerdere werken rond een thema. In hetzelfde jaar als het portret van Paul Schreber schilderde hij onder dezelfde titel een doorsnee van het brein. Ook maakte hij onder de titel Don’t Wake Up Daddy (1994) een beklemmende installatie die verwijst naar de vader van Paul (wellicht ook de reden om hem als kind te af te beelden), een bekend pedagoog en orthopeed. Ook voor Kipperberger was het duidelijk dat Freud de plank had misgeslagen en dat bij Paul Schreber vooral de relatie met zijn vader een belangrijke rol heeft gespeeld.

Naschrift:
De installatie Don’t Wake Up Daddy (1994) behoort tot de collectie van het Van Abbemuseum in Eindhoven. De genoemde werken zijn tot en met 15 februari 2020 nog te zien in de Bundeskunsthalle te Bonn. In 2011 is in Nederland onder de titel Shock Head Soul een film over Paul Schreber gemaakt.

Delen