De toestand

In de discussie over kwaliteit van verpleeghuiszorg is het makkelijk meteen te roepen dat er meer geld bij moet voor personeel of dat bestuurders moeten worden weggestuurd als verpleeghuizen ernstig tekortschieten in hun kwaliteitsbeleid. Beide geluiden horen we in de Tweede Kamer in de discussie over ‘de toestand’ in de verpleeghuizen.

Die toestand is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg het afgelopen jaar extra toezicht heeft gehouden op 150 verpleeghuisinstellingen, dat ze grote zorg heeft over elf daarvan en dat ze nog eens 38 onder verscherpt toezicht houdt. De vraag of het hierbij over organisaties gaat of over locaties wordt misschien in de hitte van het debat een beetje vergeten. Een verpleeghuisorganisatie kan een aantal locaties hebben die topzorg leveren en één of twee locaties die onderaan bungelen. Moet je de bestuurder dan roemen omdat hij het overwegend heel goed doet, of wegsturen omdat het op die één of twee locaties niet lukt. En moet dan meer geld voor personeel naar die hele organisatie, of alleen naar die één of twee locaties die slecht scoren?

Staatssecretaris Martin van Rijn van VWS ontkende het kwaliteitsprobleem overigens niet, gisteren in zijn presentatie op het congres van Waardigheid en Trots. “Gaat het goed of slecht met de kwaliteit van de verpleeghuizen?”, zei hij. “Op dit moment is beide nog waar. Er zijn nog steeds huizen die door het ijs zakken.” Dat is niets nieuws natuurlijk, het gebeurde altijd al. Het staat nu alleen meer in de publieke belangstelling dan eerder, deels door de verandering in het veld onder invloed van het kabinetsbeleid, maar deels ook door de nadruk die kwaliteit in verpleeghuiszorg krijgt in dat programma Waardigheid en Trots. Voor de locaties aan de onderkant van de ladder spant het er nu wel om.

Delen