De waarde van ROM

Routine Outcome Monitoring (ROM) is een manier om het behandelbeloop en behandeleffect van de patiënt in kaart te brengen. ROM wordt gedaan door middel van een vragenlijst waarbij er gekeken wordt naar de (gestandaardiseerde) verschilscore tussen symptomen voor- en na de behandeling. Er is al veel gezegd over het toepassen van ROM voor het vergelijken van de zorgkwaliteit tussen instellingen (benchmarken) en het afstemmen van het beleid door de zorgverzekeraar. Benchmarken kan namelijk wetenschappelijk niet gestaafd worden, de medisch-ethisch toetsing niet doorstaan en geeft ook geen zinvolle inzichten voor de patiënt. Desalniettemin wordt het wel toegepast in de GGZ. In deze blog wil ik ingaan op wat de patiënt aan ROM heeft. Is het redelijk om de patiënt daarmee te belasten?

Hoewel een symptoomvragenlijst zoals ROM iets kan zeggen over het behandelbeloop en behandeleffect van de patiënt heeft het ook beperkingen. Dit komt doordat de mate van herstel van psychische klachten zich afspeelt op verschillende dimensies: symptoomniveau, sociaal-maatschappelijk (wonen, werk, sociale contacten, etc.) en persoonlijk herstel (de vanzelfsprekendheid van het leven weer oppakken, zingeving en nieuwe doelen formuleren). Hierbij kan er samenhang zijn tussen deze aspecten. Als de patiënt bijvoorbeeld symptoomreductie ervaart, dan is het niet ondenkbaar dat zij ook een grotere slagingskans heeft om een sociaal-maatschappelijk en persoonlijk evenwicht te (her)vinden.

Is het redelijk om de patiënt met ROM te belasten?

Het behandeleffect op symptoomniveau meten verklaart dus niet alles van het herstelproces. Met ROM enkel naar symptomen kijken is een beetje alsof je autorijdt en alleen op de benzinemeter kijkt om te zien of alles goed gaat, terwijl je negeert of je wel op de juiste weg zit, hoe snel je gaat en wat er om je heen gebeurt. Daarnaast leent zo’n hard afkapmoment bij een nameting van symptomen zich niet om het behandeleffect te meten gezien herstellen van psychische problematiek een dynamisch proces is wat met vallen en opstaan gepaard gaat. Dit proces en het harde werk dat de patiënt moet verzetten om tot herstel te komen, stopt niet omdat de behandeling beëindigd is.

Ook de afname van ROM is niet zonder problemen. Om een zo zuiver mogelijke voormeting te krijgen, moet de patiënt aan het begin van de behandeling de ROM-vragenlijst invullen. Deze vragenlijst gaat bijvoorbeeld over stemming, suïcidale gedachten, slaapproblemen, angst en lichamelijke klachten. Dat is nogal wat om zomaar aan iemand te vragen, zeker wanneer een patiënt de therapeut nog niet gezien heeft. Ik zie het dan voor me: een patiënt hangt daar thuis boven een papiertje om zijn lijden aan te vinken om dit daarna ‘blind’ te versturen. Vertrouwen en interpersoonlijk contact, beiden essentieel voor een geslaagde behandeling, hebben nog geen kans gekregen om tot stand te komen. Voorafgaand aan een gesprek zulke persoonlijke informatie vragen aan de patiënt is geen elegante manier om kennis met elkaar te maken.

Je kunt je ook afvragen in hoeverre de voormeting betrouwbaar wordt ingevuld. Een patiënt zou zich bijvoorbeeld beter kunnen voordoen uit schaamte. Of slechter presenteren om zijn of haar psychische nood aan te zetten. Iets wat de patiënt mogelijk niet doet bij de nameting wanneer er een vertrouwensrelatie is ontstaan. In hoeverre ROM hiervoor corrigeert is mij onduidelijk.

Het behandeleffect kan ook kwalitatief gemeten worden door de patiënt en behandelaar het vertrouwen te geven dat zij in gesprek het herstelproces aan het licht kunnen brengen. Naast dat het bespreken van symptomen toch wel aan bod komt in de diagnostische fase. Dus waarom de patiënt impertinent met een subjectieve symptoomvragenlijst belasten? De waarde van ROM wordt overschat wanneer de patiënt, behandelaar en de zorgverzekeraar het gaan zien als een zinvol instrument om het behandeleffect te meten. Alleen kijken naar symptoomreductie zegt zo weinig over het behandelbeloop en behandeleffect van de patiënt. En al zeker over de kwaliteit van zorg.

Delen