Dokter af

Na precies 38 jaar en 4 maanden ben ik dokter af. Desgevraagd mailt een medewerker van het BIG-register dat ik mij – ondanks een afgeronde academische medische opleiding – ook geen medicus meer mag noemen. Wel arts met hierna voluit geschreven ‘niet praktiserend’ (dus niet ‘n.p.’). Dat stuit mij tegen de borst dus dan ben ik maar liever niets of zoiets als ‘voormalig huisarts’.

Mijn registratie als arts in het BIG-register is – zoals dat keurig in ambtelijke taal heet – doorgehaald. Een doorhaling van de inschrijving in het BIG-register is de zwaarste sanctie die het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kan opleggen. Al die jaren is er nooit een klacht over mijn functioneren als (huis)arts bij een tuchtcollege ingediend, maar vreemd genoeg voelt het wel als zodanig. Het besef dat honderden artsen – die hierover zullen zwijgen – dit lot treft is geen troost.

Op 31 augustus 1979 kregen echtgenote Mia en ik uit handen van mijn vader, die hoogleraar kindergeneeskunde was, de artsenbul. Vader en ik zijn geen personen om op de voorgrond te treden. Het was druk en er heerste de spanning van een trouwplechtigheid. Ik deed niet de eed maar de belofte. Vader vond dat heel erg. Maar je kunt van een mens niet meer verwachten dan wat erin zit. Een eed zweren waarbij ook nog eens god om de hoek komt kijken zit er bij mij niet in. Beloven dat je je best doet wel. Tijdens de uitreiking van de bul was ik drijfnat van het zweet.

Zelfs bij medische spoedgevallen bleven de kunstenaar en schrijver in mij meekijken en meedenken

Ik heb nooit dokter willen worden. Wel musicus (onvoldoende talent) of leraar Nederlands (weinig toekomstperspectief). Zelfs na het artsexamen twijfelde ik over mijn beroepskeuze en ging ik filosofie studeren. Ik heb mij nooit arts én schrijver én kunstenaar gevoeld. Het was voor mij één geheel. Zelfs bij medische spoedgevallen bleven de kunstenaar en schrijver in mij meekijken en meedenken. Officieel is er nu een hap uit mij genomen maar gevoelsmatig lijkt dat onmogelijk.

Wanneer word je dokter? Op het moment dat je dokter wil worden, bij het begin of juist aan het einde van de studie, bij de eerste keer dat je een patiënt mag onderzoeken of wanneer je een baan krijgt? Ik heb de lat altijd erg hoog gelegd: een dokter heeft ook een verantwoordelijkheid jegens de samenleving of nog sterker: moet zich betrokken voelen tot het lijden van mensen. Veel artsen zijn in mijn ogen géén goede dokter omdat die sociale betrokkenheid ontbreekt.

Voortaan mag ik naar hartenlust knagen aan medische arrogantie

Als arts-publicist viel ik ook onder het tuchtrecht. Een inspecteur dreigde ooit met een tuchtzaak vanwege een artikel van mij in De Groene Amsterdammer. Een collega – sorry: voormalige collega (die nota bene ook nog bij de inspectie heeft gewerkt) – kreeg een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd omdat hij had geschreven dat dokters die niet goed kunnen communiceren maar patholoog-anatoom moeten worden (of iets in deze trant). Nu hoef ik hiervoor niet meer bang te zijn. Voortaan mag ik naar hartenlust knagen aan medische arrogantie en mogelijk gesjoemel met het verlengen van de BIG-registratie aan de kaak stellen.

In dromen ben ik soms nog altijd druk in de weer als dokter. Ik mag echter geen medische handelingen meer verrichten. Illegaal ga ik echter bij gezinsleden door met het uitspuiten van een oor en het geven van de griepprik. Ik mag ook geen recepten meer uitschrijven. Mijn laatste recept dateert van het najaar 2017. Ik heb het gedateerd op 1 april 2002; op die treurige dag kwam er een eind aan onze huisartspraktijk. De inspectie kan mij niets meer maken.

Het recept verenigt de drie kanten van mij en toont hoever medische macht kan reiken. Eigenlijk ben ik blij dat ik hiervan ben verlost. Doordat het recept bedoeld is voor eigen gebruik (ad usum privatum) zoomt het ook in op existentiële onzekerheid. Bijna vier decennia dokter hebben hieraan bij mij niets veranderd. Ik ben gelukkig mijzelf gebleven. En u?

Delen