Dokter Assad

Het Engelse dagblad The Guardian laat zich goed vergelijken met onze Volkskrant: goeie kwaliteit, progressief maar niet kwaadaardig-links, veel gelezen door mensen die werken in de publieke sector. En in Engeland, met zijn staatsgerunde National Health Service, betekent dit laatste vanzelf ook: veel gelezen door mensen uit de zorg. En bij The Guardian komt hier nog bij: met veel (opinie)bijdragen ván mensen die zelf werken in de zorg.

Ranjana Srivastava woont en werkt in Australië. Behalve praktiserend oncoloog en internist, is ze ook iemand die haar ervaringen en ideeën als arts actief uitdraagt via de media: in boeken en op radio en televisie, en als columnist van The Guardian. Zij doet dit heel openhartig, ook als het gaat om haar eigen ervaringen, en met veel aandacht voor de lastigste dilemma’s van het medisch beroep. (Op Twitter kunt haar bijdragen volgen via @gdnhealthcare en haar eigen account @docranjana.)

Ranjana’s Guardian-column had afgelopen week als titel: Bashar al-Assad trained as a doctor. How did he become a mass murderer? De feiten zijn natuurlijk bekend. Sinds in Syrië in 2011 een vreedzame protestbeweging tegen het regime met geweld werd neergeslagen, zijn daar nu meer dan 400.000 kinderen, vrouwen en mannen gedood. Hoofdverantwoordelijke hiervoor, enthousiast gesteund door de regimes in Rusland en Iran, is president Bashar al-Assad. En dus ook: dokter Assad.

Ook dat is redelijk algemeen bekend: Assad is opgeleid tot arts. Als derde zoon van Hafez al-Assad, een dictator die in onmenselijkheid niet onderdeed voor zijn collega Saddam Hoessein in het naburige Irak, was hij aanvankelijk niet voorbestemd om zelf president te worden. Na eerst een studie aan de universiteit van Damascus zette Bashar zijn opleiding voort aan Western Eye Hospital in Londen, om zich te specialiseren tot oogarts. Maar toen in 1994 zijn oudere broer Bassel bij een auto-ongeluk om het leven kwam, werd hij teruggeroepen naar Damascus, om daar na de dood van zijn vader in 2000 president te worden. De rest is, vooral vanaf 2011, wrede en bloedige geschiedenis.

Hoe kan juist iemand die is opgeleid om levens te redden redden een massamoordenaar worden?

Aanvankelijk, schrijft Ranjana Srivastava, leek het erop dat medisch student Bashar al-Assad een consciëntieus en capabel arts zou worden. Opleiders en jaargenoten herinneren zich een heel bescheiden iemand, nurses vonden hem voorbeeldig in de manier waarop hij patiënten geruststelde voordat die onder narcose gingen. Bashars vrouw Asma, met wie hij in 2000 trouwde, is de dochter van een Britse cardioloog van Syrische komaf.

Dus, is de vraag die Srivastava zich stelt: hoe kan juist iemand die is opgeleid voor het helpen redden van levens een massamoordenaar worden? En niet zomaar een massamoordenaar, maar instigator van dodelijk geweld dat vaak specifiek is gericht is op het vernietigen van de gezondheidszorg in door rebellen beheerste gebieden. ‘Experts say’, schrijft Srivastava, ‘that no previous war has witnessed such deliberate, systematic targeting of medical facilities and health professionals.’ Bijna 800 medisch professionals zijn intussen gedood, en veel anderen zijn gevangen genomen en gemarteld. En 400 ziekenhuizen zijn nu ruïnes, de patiënten dood of zwaar verwond.

Dus: hoe kan het, dat een arts dit doet? Ranjana Srivastava doet twee suggesties; niet heel stellig, meer aarzelende hypotheses. De eerste hiervan is: ‘It defies belief, but in a way it makes sense, that a doctor who once felt the pulse of people, knows that the way to still that pulse is by aiming his strongest weapons at the hospitals that keep people alive and give them hope. It would take a doctor to predict the psychological devastation and desperate surrender of a people robbed of gauze for a bleeding wound, antibiotics for a festering sore, surgery for a lodged bullet.’

Ofwel: juist als arts besef je als geen ander hoe en waar je slecht bewapende opposanten en weerloze burgers het hardst kunt treffen. En misschien, oppert Srinastava, komt hier nog iets bij. Juist als arts heb je in je opleiding geleerd om jezelf niet uit balans te laten brengen door een directe confrontatie met lijden, pijn en sterven – omdat je anders je werk niet goed kunt doen. En als je dan, zoals Bashar al-Assad, vérder elke ethiek en moraal laat varen, is deze aangeleerde afstand juist iets dat helpt om een effectief moordenaar te zijn.

Misschien is dit allemaal te ver gezocht. En ook al zou er een deel van de waarheid in schuilen, dan nog laat zich dit niet generaliseren. Andere voorbeelden van artsen die misdaden tegen de menselijkheid pleegden zijn er wel; maar veel zijn het er niet. Het rijtje is bekend, maar ook kort: Josef Mengele in Hitler-Duitsland; president ‘Papa Doc’ Duvalier van Haïti; en meest recent nog psychiater Radovan Karadžić in Servisch-Bosnië.

Eenlingen en uitzonderingen dus. En wat de oorlog in Syrië zo speciaal maakt, is dan ook niet de persoonlijke achtergrond van president Assad, maar die consequente focus op het systematisch en fysiek vernietigen van de zorg. En hier ligt een taak en verantwoordelijkheid voor zorgprofessionals aller landen.

De meesten van ons, schrijft dokter Srivastava, zullen niet zelf naar Syrië gaan, omdat we persoonlijk niet zijn toegerust voor het werken in gevaarlijke situaties. Maar we kunnen wél een verschil maken door donaties aan geloofwaardige hulporganisaties die in Syrië actief zijn, zoals het Rode Kruis, de White Helmets en Artsen zonder Grenzen.

En hier ligt misschien wel speciaal een taak voor verenigingen: van medische professionals, en van ziekenhuizen – ook, vanzelfsprekend, in Nederland. En het kan zijn dat ik slecht heb opgelet, en ik laat me erg graag corrigeren. Maar ik heb de indruk dat sommige van die organisaties, ook hier bij ons in eigen land, voor Syrië nog wel wat méér kunnen doen.

Delen