Dokter in de krant
Op één persoon na durfde niemand mij te vertellen dat in de krant een walgelijke brief over mij was gepubliceerd. En nog altijd betreur ik het dat ik hiervan op de hoogte ben gesteld. Want sommige dingen kun je beter niet weten. Vele jaren later is iedereen deze ingezonden brief vergeten. Op één persoon na en dan ben ik. Telkens wanneer dokters in de media door patiënten worden zwartgemaakt moet ik weer terugdenken aan die ingezonden brief.
Ik weet dat ik heel voorzichtig moet zijn om dit pijnlijke maar volgens mij wel relevante onderwerp aan te snijden. Mijn geheimhoudingsplicht dwingt mij immers nog steeds tot zwijgen. Dit impliceert dat ik mij niet kan verdedigen. Hoeveel modder er ook over mij wordt uitgegooid, ik dien als (voormalig) arts te allen tijde mijn mond te houden. Toch vind ik dat je niet álles hoeft te incasseren, want zo kan elke malloot de grootste onzin over jou spuien; hem of haar wordt geen strobreed in de weg gelegd.
Niet alleen van medische kant zit ik klem, ook als auteur en lid van Nederlandse Vereniging van Journalisten kan ik geen kant op. Ik had deze casus in de vorm van een fictief verhaal kunnen gieten over een andere arts die dit was overkomen. Maar dan kan mij het verwijt van nepnieuws treffen. Iets in mij zegt trouwens, dat ik mij nu niet achter een ander – en zeker niet een gefingeerde ander – wil verschuilen.
‘Telkens wanneer dokters in de media door patiënten worden zwartgemaakt moet ik weer terugdenken aan die ingezonden brief’
De ingezonden brief leek een wraakactie. Er lag helemaal geen concreet voorval aan ten grondslag. Ik had überhaupt met de schrijver van de brief al langere tijd geen contact meer gehad. Zonder ook maar één concreet feit te noemen werd ik op een onbeschofte manier gitzwart gemaakt. Om zijn betoog extra kracht te geven werd ook van alles gesuggereerd over ontevreden patiënten die – wanneer ik het mij goed herinner – zelfs in groten getale de praktijk hadden verlaten, wat volledig uit de duim was gezogen.
Laat ik beginnen met een waarschuwing. Ooit trof ik deze patiënt tijdens een nachtvisite. Hij leverde toen kritiek op mijn wagen: een Toyota was toch immers geen auto voor een gesettelde huisarts. Zo’n onbenullige opmerking blijft je gek genoeg bij en dwong bepaald geen sympathie voor de man af. Later vroeg hij mij of de praktijk wel goed liep; meneer had zich namelijk verwonderd over de vrijwel lege wachtkamer! Natuurlijk moet een arts íedereen helpen maar bij patiënten die zich – terecht of niet – onsympathiek hebben gemaakt moet je extra op de hoede zijn.
Nú moet ik helemaal opletten met wat ik schrijf. Ik wist van deze man dingen die absoluut níet door de beugel konden en hij wíst dat ik hiervan op de hoogte was. Ik zat er enorm mee in mijn maag. Elk contact kreeg daardoor een voor mij bijna ondraaglijke lading. Hij wilde hierover niet spreken. Ik heb nooit begrepen waarom de patiënt geen andere huisarts koos, want dan zou hij met schone lei kunnen beginnen. In zijn dossier had ik overigens hierover nooit iets opgeschreven.
Alsof ik dit niet al meer dan voldoende was, wilde het toeval dat iemand op mijn spreekuur advies vroeg met betrekking tot iets, waarbij de betreffende patiënt een rol speelde. Ik moet het helaas vaag houden, maar ik heb dat advies gegeven zonder man en paard te noemen. De kans was anders levensgroot dat betrokkene iets zou overkomen. Wat hierna is gebeurd kan ik louter vermoeden. Daarover mag ik mij niet uitlaten.
Ik heb naar eer en geweten gehandeld maar wel op het scherpst van de snede. Dit overkomt een huisarts misschien maar één keer tijdens zijn of haar loopbaan maar dat is één keer te veel. Natuurlijk weet ik niet wat lezers van de betreffende ingezonden brief dachten. Mensen die weet hebben van de impact die dit schrijven op mij had, wijzen op alle positieve reacties die ik tot de dag van vandaag heb gekregen en krijg. En tóch valt het mij heel lastig om goed om te gaan met iets wat extreem onrechtvaardig op je overkomt.
De krant publiceerde twee of drie dagen later een kort bericht, waarin stond dat deze ingezonden brief nooit geplaatst hadden mogen worden. Ook media hebben een zorgplicht. Wanneer iemand beschuldigd wordt, dient wederhoor plaats te vinden. Het probleem dat artsen niet vrij zijn om te spreken maakt hen extra kwetsbaar. Ik werk niet meer als huisarts maar weet dat élke arts hetzelfde kan overkomen. Hopelijk zijn mensen van de media dan wél zo verstandig om zeer terughoudend te zijn bij een dergelijke ingezonden brief.
—
In het kader van deze blog heb ik informatie ingewonnen bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, bij de redacteur van de betreffende krant die tegenwoordig verantwoordelijk is voor ingezonden brieven en bij de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). Maarten van den Berg, advocaat van de NVJ, zond de volgende reactie:
Geachte heer Schretlen,
In vervolg op ons telefoongesprek wil ik u wijzen op de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek.
De Raad voor de Journalistiek is een onafhankelijke instantie, waar belanghebbenden terecht kunnen met klachten over journalistieke activiteiten, die naar hun oordeel niet goed zijn afgehandeld door het medium zelf. De Raad is een orgaan van zelfregulering voor de media. De Raad voor de Journalistiek heeft een Leidraad vastgesteld, waarin wordt beschreven wanneer sprake is van zorgvuldige journalistiek en wanneer niet.
U kunt deze hier nalezen: www.rvdj.nl/leidraad
Relevant is onder meer het volgende:
D. Verantwoording/Achteraf
De redactie is verantwoordelijk voor het plaatsen van ingezonden brieven en van reacties op de website van het betrokken medium.
Het verdient de voorkeur dat de redactie de voorwaarden voor de selectie en plaatsing van reacties publiceert.
Het staat de redactie vrij ingezonden brieven en reacties van een naschrift te voorzien of niet te plaatsen, tenzij publicatie is toegezegd. Wijziging en inkorting zijn toegestaan zolang de essentie en de toonzetting behouden blijven.
Besluit de redactie tot plaatsing, dan dient de termijn tussen inzending en publicatie van de reactie niet langer te zijn dan de afzender redelijkerwijs mocht verwachten.
Voordat de redactie besluit tot plaatsing van een reactie die een ernstige beschuldiging bevat, dient zij te onderzoeken of voor de beschuldiging een feitelijke grond bestaat. Bovendien dient de beschuldigde de gelegenheid te krijgen tot een weerwoord.
Niet verwacht mag worden dat alle reacties vooraf worden gemodereerd en eventueel verwijderd. Wel kan de redactie besluiten geplaatste reacties te verwijderen.
Bevat een reactie een ernstige beschuldiging of een smadelijke uitlating ten aanzien van personen, dan dient de redactie op verzoek van de betrokkene(n) te onderzoeken of voor de beschuldiging of de aantijging een feitelijke grond bestaat, en indien dit niet het geval is, de reactie te verwijderen. Wanneer journalisten het verzoek krijgen om online toegankelijke publicaties (tekst, beeld en/of geluid) te anonimiseren dan wel te verwijderen, laten zij slechts in uitzonderlijke gevallen het publieke belang van zo volledig mogelijk, betrouwbare archieven wijken voor de particuliere belangen van degenen die hierom verzoekt. Wanneer blijkt, dat een publicatie onjuistheden bevat dan wel verwijtbaar onvolledig is, moeten journalisten op passende wijze en zo snel mogelijk rectificeren.
In vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Maarten van den Berg
Allen die hebben meegewerkt aan deze blog wil ik hierbij van harte bedanken.