Droge mond

‘Nieuwe geneesmiddelen in de praktijk’ heette het Lagerhuisdebat dat het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik en Nefarma gisteren organiseerden. Centraal stond te vraag hoe het best kan worden omgegaan met farmaceutische innovatie. Gelukkig werd al vroeg in het debat de tussenconclusie getrokken dat het bij innovatie niet alleen om grote ontwikkelingen gaat. Een nieuwe toedieningsvorm kan al volstaan. Denk bijvoorbeeld aan een geneesmiddel dat niet langer drie keer per dag hoeft te worden geslikt door mensen met geheugenproblemen, maar slechts één keer. Voor het naar bed gaan de strip op de ontbijttafel leggen zodat die ’s ochtends direct in beeld is, zal voor zo iemand beter werken dan de discipline moeten opbrengen om iedere acht uur te moeten denken: ‘O ja, tijd voor mijn pil’.

Deze tussenconclusie maakte ook meteen duidelijk dat – niet alleen bij innovatie, maar bij alle geneesmiddelen – rekening moet worden gehouden met de waarde voor de individuele patiënt. Welke invloed heeft deze pil op mijn gemoedstoestand, mijn mogelijkheid om deel te blijven nemen aan het arbeidsproces of een partner te blijven in het opvoeden van de kinderen? Het overleg tussen arts en patiënt is dus niet afgerond is na de voorschrijving, maar begint dan pas. En niet alleen de arts, maar ook de patiënt heeft een duidelijke verantwoordelijkheid in dit overleg.

De meerwaarde van een geneesmiddel kan op individueel niveau door de meest onverwachte dingen teniet worden gedaan. Neem bijvoorbeeld de vrouw die wegens depressiviteit een antidepressivum kreeg voorgeschreven. Het werkte voorbeeldig, op één ding na. De vrouw kreeg er een extreem droge mond van. Nou en, zult u dan denken, gewoon genoeg drinken. Maar zelfs als de vrouw dit deed, kon ze niet meer zingen. En laat die zangvereniging nu juist het enige zijn dat haar levensvreugde schonk.

Delen