Een digitaal unicaat
Digitale beelden kun je onbeperkt delen, dat vind ik zo mooi aan computerkunst. Voor een Rembrandt of
Vermeer moet je naar het museum, een Rafaël Rozendaal of een Jodi is thuis op het beeldscherm even mooi als bij de kunstenaar in het atelier.
Voor internetkunstenaars is het fijn dat ze een groot publiek bereiken, maar het is lastig om er geld mee te verdienen. Want hoeveel kun je vragen voor een kunstwerk dat je moeiteloos kunt kopiëren? Elke kopie is identiek, je kunt onmogelijk bewijzen dat je het origineel bezit. Dat is nu veranderd. Slimme handelaars hebben een certificaat uitgedacht waarmee je kunt bewijzen dat jij het enige echte origineel hebt, een zogeheten non-fungible token (NFT). Elke digitale kunstenaar kan bij een kunstwerk een token afleveren, een bewijs van het unieke eigendomsrecht van het enige echte origineel. Zo’n token kun je verhandelen.
De tokens werden snel het nieuwste coole ding. De kunstenaar Banksy haalde er meteen miljoenen mee op. Al gauw volgden ook profiteurs. Een Franse chirurg bood een röntgenfoto aan van een Bataclan-slachtoffer met een Kalasjnikov-kogel duidelijk zichtbaar in het lichaam. Vorig jaar verkocht de toenmalige Twitter-baas Jack Dorsey de allereerste tweet voor 2,5 miljoen dollar. De volledige tekst: ‘just setting up my twttr’. Er zijn schrijvers die minder verdienen.
‘Verdienen aan computerkunstenaars’
De zwakte van het systeem zit aan het begin van de handelsketen. Als kunstenaars tokens aanmaken bij hun werk, controleert niemand hun identiteit. Al snel werden daarom tokens verhandeld zonder dat de oorspronkelijke kunstenaar er iets van wist. Het aantal fraudegevallen explodeerde. Sinds begin dit jaar stropen computers geheel geautomatiseerd kunstsites af en overspoelen de markt met duizenden frauduleuze tokens. Het einde van het systeem is daarmee in zicht. Online veilinghuizen hebben er goed aan verdiend, maar digitale kunstenaars staan machteloos tegenover de anonieme fraudeurs. De tokens zijn niet bedacht om hun belang te dienen.