Een gaatje in mijn hersenvlies

Jannetje Koelewijn (1959) was redacteur van Vrij Nederland. Sinds 1997 werkt ze voor NRC Handelsblad. Ze schreef onder meer de boeken De hemel bestaat niet (2011) en Fresia’s voor mevrouw Brak (2020). 

Tekst: Jannetje Koelewijn | Foto: Frank Ruiter

De trein van 12 over 12 kon ik nog halen, dacht ik, als ik snel mijn ov-fiets naar de stalling zou brengen en daarna zou rennen naar het perron. ’s Morgens had ik een interview gehad op een school in Ede en nu moest ik door naar Hilversum.

De stalling was onder het station, twee trappen af, en de fiets had geen handremmen. Halverwege liep het voorwiel uit de geul en daar ging ik, mee naar beneden, me stompzinnig vastklemmend aan het stuur. Dat stuur kwam in mijn gezicht en meteen voelde ik het bloed stromen.

Hoe aardig de mensen om je heen dan zijn. Gaat het? Slokje water? Moeten we 112 bellen? Nee, nee, niks aan de hand, nee, echt niet, bedankt hè. Een behulpzame jongen bracht de fiets weg en met een handvol papieren zakdoekjes tegen mijn neus gedrukt zat ik even later in die trein van 12 over 12.

De pijn begon. Zou ik mijn man bellen? Hij is arts – altijd handig als ik gerustgesteld wens te worden. Maar dat zou hij deze keer niet doen, dat kon ik zo wel bedenken en ik wilde per se naar die afspraak in Hilversum. Dus belde ik hem pas toen ik daar de bezorgde gezichten had gezien en zelf voor de spiegel in de wc ook had vastgesteld dat mijn neus scheef stond en blauw was.

‘Kiezen tussen narcose of een snufje cocaïne’

Het eindigde die middag bij de kno-arts in het UMC Utrecht. Die liet me kiezen tussen narcose met een nachtje blijven of een snufje cocaïne en meteen naar huis. Cocaïne verdooft het bot niet, zei hij nog terwijl hij zijn instrumenten pakte. Ik had nu graag opgeschreven dat ik de pijn goed doorstond. Maar de waarheid is dat ik nogal lelijk tegen die dokter deed toen hij mijn neus met één goed gerichte tik weer recht had gezet. (Sorry nog.)

De volgende avond kwam ik thuis na een interview in Den Haag en klaagde ik tegen mijn man – hij is gepensioneerd neurochirurg – over de niet te stelpen stroom vocht uit mijn neusgaten, dwars door de watten heen die de kno-arts erin had gepropt. Helder vocht? Ja, helder vocht. En toen leerde ik weer eens dat wat voor een leek als ik niks te betekenen heeft, voor een arts een alarmsignaal kan zijn. En andersom. Dus die keer dat ik ’s morgens niet kon opstaan door een misselijkmakende duizeligheid en ik al aan een hersenstumor dacht – maakte op mijn man geen indruk. Dat was waarschijnlijk een aanvalletje van ménière, veroorzaakt door de koude wind waar ik de dag ervoor een paar uur in had gestaan. 

En zo was het.

Maar dat voor mij totaal niet verontrustende vocht uit mijn neus – daar moest ik dus meteen voor naar de spoedeisende hulp. Dat kon op een breukje in de lamina cribrosa duiden, gevolgd door een scheurtje in het hersenvlies. En ja, dan komt de liquor naar buiten en kunnen de bacteriën naar binnen. 

Zo was het gelukkig niet.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

Delen