Een gekleurde poli

Na het consult bij de endocrinoloog krijg ik te horen dan er nog wel bloed moet worden afgenomen. “Dat gebeurt sinds enige tijd niet meer hier maar aan de andere kant,” zegt de specialist die mij behandelt. Toen ik recentelijk na ruim meer dan een jaar weer de polikliniek interne geneeskunde binnenliep, viel mij inderdaad direct al op dat er het een en ander was veranderd.

Al vrees ik achteraf dat de fantasie aardig met mij aan de haal was gegaan, toch staat mij nog steeds bij dat de wachtruimten van de polikliniek interne geneeskunde van dit imposante ziekenhuis bij één van mijn eerste bezoeken aangenaam kleinschalig op mij overkwamen en zelfs iets knus dorps uitstraalden: een binnenhof met daglicht, omgeven door vier niet al te grote overdekte terrassen.

Er is zeker goed over nagedacht: kleur moet niet alleen bij patiënten het gemoed verlichten, maar ook helderheid bieden. In elk van de vier wachtruimten hebben stoeltjes, de balie en zelfs de – tot gigantisch formaat – opgeblazen foto’s aan de muur hun eigen, levendige kleur: rood, groen, geel en blauw. Dat heeft bij mij overigens een bizar gevolg gehad: ofschoon endocrinologie al jaren geleden van groen naar geel is verhuisd, koppelen emotionele herinneringen in mijn brein dit subspecialisme nog altijd aan groen.

In rood hangt een andere sfeer dan in groen

Maar helaas heeft de poli interne geneeskunde in de loop der jaren haar onschuld verloren. Bij elk bezoek aan de endocrinoloog was ik zo blij dat ik rood links kon laten liggen. Maar toen kwam het moment waarop ik mijn moeder naar de oncoloog vergezelde. Oncologie deelde de poli met hematologie, waarvoor rood uiteraard de geijkte kleur is. En al lijken vrijwel alle functioneel ingerichte spreekkamers die backstage aan het oog van wachtenden worden onttrokken erg op elkaar, toch hangt in rood een andere sfeer dan in groen.

Maar liefst drie gezinsleden hebben blauw – algemene interne geneeskunde – bezocht. De fraaie kleur van mijn kindertijd heeft behoorlijk geleden door onze wisselende ervaringen alhier. Ik heb het gevoel dat het bij blauw altijd het drukst is en dat je hier ook het langst moet wachten, zelfs wanneer de per arts aangegeven wachttijd op het grote scherm anders suggereert. Eén keer moesten wij zelfs noodgedwongen uitwijken naar de wachtruimte van rood. Het dorpse was er toen allang van af.

Van het zonnige geel is echter helemaal niets meer overgebleven sinds moeder hier van een longarts op onbarmhartige wijze kreeg te horen dat haar situatie hopeloos was. Wij werden toen niet – zoals gebruikelijk – opgehaald door de specialist maar door een oncologisch verpleegkundige en moeder concludeerde hieruit direct al dat het totaal mis met haar was. Dit was misschien wel het naargeestigste consult wat ik ooit heb meegemaakt. Helaas valt voor mij na de verhuizing van endocrinologie naar geel niet aan deze plek te ontkomen maar nog altijd mijd ik de stoelen waar wij toen zaten.

‘Sinds de prikdienst op één plek is gekomen voel ik mij een nummer geworden en lijkt het hier wel een fabriek’

De gezellige mini-laboratoria waar vroeger bloed werd afgenomen blijken te zijn gecentraliseerd. Iedereen moet nu naar rood, waar het bezoek begint met het trekken van een nummertje. Het is alsof de laborante die bloed bij mij afneemt de vraag hoe zij de nieuwe werksituatie ervaart heeft verwacht. “Verschrikkelijk” zegt ze – zichtbaar blij dat ze haar hart kan luchten – “het is helemaal niet meer leuk om hier te werken; sinds de prikdienst op één plek is gekomen voel ik mij een nummer geworden en lijkt het hier wel een fabriek.”

Per patiënt wordt getimed of kan getimed worden hoelang de bloedafname duurt. Ik heb begrepen dat hiervoor gemiddeld vier minuten staan. “Maar zij beseffen niet dat je soms moet bellen”, vervolgt de laborante verbolgen. Ze draait zich om en wijst naar een tussenschot: “Ik zit hier in deze hoek en kan niet eens mijn collega aan de andere kant zien. Van onderling contact is geen sprake meer. Wie houdt er eigenlijk rekening met ons?”

Delen