‘Een poldermodel kennen ze niet’

Een opleidingsplek, een baan of een eigen praktijk, Duitsland had en heeft soms meer te bieden dan Nederland. Daarvoor moet de emigrant wel de bureaucratie voor lief nemen. Vijf zorgprofessionals over hun werk in ons buurland.

Tekst: Andrea Linschoten I Beeld: privéfoto’s

Dierenarts Annemiek Maatman: ‘Duitsers vinden onze directheid wel grappig’

Annemiek Maatman (32) uit Hardenberg is rundveedierenarts en werkt sinds 2012 in Wietmarschen, net over de grens in Duitsland. De taal is geen probleem voor Maatman, die oorspronkelijk uit Salland komt. “Het dialect is aan beide kanten van de grens vergelijkbaar.”

Om haar werkvergunning te krijgen, moet Maatman zich wel door de Duitse bureaucratie werken. “Ik kreeg de papierwinkel twee keer retour. Eén keer omdat er een stempel miste, de tweede keer omdat ik niet met een rode pen had getekend. Dan duurt zo’n procedure zomaar zes weken langer.”

Maatman merkt dat ze in Duitsland echt als de deskundige gezien wordt. “Veehouders luisteren goed en ze zijn bereid onze adviezen uit te voeren. Ik heb een goede band met de veehouders en ik ben altijd bereikbaar, gewoon via de app.” Zelf houdt ze niet van hiërarchie in de samenwerking. Ze herinnert zich een voorval met een patholoog: “Na een week had ik nog niets gehoord over de doodsoorzaak van een overleden kalf. Toen ik de patholoog belde waar de uitslag bleef, kreeg ik de wind van voren. Hoe ik het in mijn hoofd haalde om te bellen dat hij op moest schieten. Maar over het algemeen vinden Duitsers onze directheid en informaliteit wel grappig. Je komt ermee weg als je Nederlander bent.”

Hoewel de diensten zwaar kunnen zijn, vindt Maatman haar beroep het mooiste van de wereld en bevalt Duitsland haar goed. “Ik heb veel vrijheid en ik werk met leuke, fanatieke veehouders. De administratieve druk is hier minder dan in Nederland. En als je eenmaal aan de bureaucratie gewend bent, is de sfeer prima.”

Huisarts Arja van Wijgerden: ‘Ik moest mijn hele CV met bewijsvoering onderbouwen’

Als huisarts Arja van Wijgerden (62) in 2017 haar huisartsenpraktijk overdraagt en naar Grafschaft Bentheim in Duitsland verhuist, hoort ze via via dat er in Emlichheim een arts wordt gezocht om de ambulante palliatieve zorg in de regio op te zetten. “Ik was eigenlijk niet van plan om in Duitsland te gaan werken, maar palliatieve zorg spreekt mij erg aan.” Om als Palliativmedizinerin te kunnen werken, volgt Van Wijgerden hier in Osnabrück een cursus voor.

Ook moet Van Wijgerden een certificaat voor Duits op B2-niveau halen en een medische taaltoets doen. Pas dan kan ze zich inschrijven als basisarts en haar specialisten (Facharzt)registratie indienen. “Volgens Europese wetgeving zou de Nederlandse specialistenregistratie gelijkwaardig moeten zijn aan de Duitse Facharzt registratie. Helaas wilde de Duitse Ärztekammer niet meewerken. Ik moest mijn hele CV met bewijsvoering onderbouwen, zelfs de researchfellowship in de VS die ik vóór mijn huisartsenopleiding in Nederland had gedaan. Ik heb dit als onnodig belastend ervaren en voelde mij hierdoor niet echt welkom.”

De houding van collega-huisartsen is wel positief. “In afwachting van mijn officiële registratie als Facharzt für Allgemeinmedizin was ik afhankelijk van de huisartsen voor het voorschrijven van medicatie. Deze samenwerking verliep soepel. De huisartsen lieten zo blijken dat ze blij met mij waren en dat ik hun takenpakket verlichtte.”

Na een jaar loopt het project spaak op financiering. Momenteel wordt er in de naburige streek een soortgelijk project opgestart. “Ik hoop dat ik voor dit project wederom als ambulante palliatieve arts kan werken, want mijn passie ligt echt
bij deze zorg.”

Aios orthopedie en traumatologie Boy Visser: ‘Je moet er zelf je opleiding vormgeven’

Boy Visser (38) uit Arnhem start in 2011 in Emmerich met de opleiding orthopedie en traumachirurgie. Deze combinatie spreekt hem aan, evenals het feit dat hij zonder promoveren of publiceren direct aan de opleiding kan beginnen. Daar komt bij dat het St. Willibrord-Spital in Emmerich een wervelkolomchirurgiecentrum heeft, iets waar Vissers interesse dan al naar uitgaat.

De opleiding is minder gereguleerd en gestandaardiseerd dan in Nederland. Visser: “In Nederland nemen ze je meer aan de hand, in Duitsland moet je zelf je opleiding vormgeven.” Ondertussen is Visser Oberarzt. Hij staat direct onder de Chefarzt. “Hiërarchie is er absoluut in Duitsland en ze kennen geen poldermodel. Toch zie ik weinig verschil met Nederland. Zeker doordat hier veel Nederlandse collega’s werken, is de omgang wat directer. Maar de professionele beleefdheid is wel anders dan in Nederland; van Chefarzt tot verpleegkundigen, hostessen of de technische dienst, iedereen spreekt elkaar met u aan. Dat staat los van de functie.”

Een ander verschil met Nederland is de wat defensievere geneeskunde, stelt Visser: “Dat levert de nodige bureaucratie op. Patiënten moeten overal voor tekenen. Dat doet soms Amerikaans aan. Ook worden patiënten langer opgenomen dan in Nederland. Alles om maar een vinger aan de pols te houden en intensief te begeleiden.”

In 2017 kiest Visser ervoor om in Duitsland te blijven werken. “Met twee collega’s willen we het wervelkolomcentrum uitbreiden. Zo hebben we tegenwoordig een spreekuur voor Nederlandse patiënten. Ook kunnen we uitgebreide conservatieve klinische behandelingen aanbieden waardoor patiënten met rugklachten sneller fit zijn of tenminste met een diagnose en behandelingsplan naar huis gaan.” Visser, die eerder in Nederland en België werkte, verbaast zich wel over de belemmeringen die er zijn voor patiënten om over de grens behandeld te worden. “Dat is vreemd in deze EU-tijden.”

Fysiotherapeut Inge Berents-Konijnenberg: ‘Nederlandse fysiotherapeuten zijn zeer geliefd in Duitsland’

Fysiotherapeut Inge Berents-Konijnenberg (48) uit Berkel-Enschot vertrekt in 1992 vanwege de krappe arbeidsmarkt in Nederland naar het Duitse Dormagen, tussen Düsseldorf en Keulen. De keuze voor Duitsland is in die tijd niet zo moeilijk: er is werk genoeg voor fysiotherapeuten en ze heeft een Duitse vriend.

Berents blijft tot 2011 in Duitsland, met een onderbreking van drie jaar waarin ze in Australië werkt. “Nederlandse fysiotherapeuten zijn zeer geliefd in Duitsland. De opleiding in Nederland is beter, dat is een groot voordeel.”

Wat ook verschilt, is de bevoegdheid van de fysiotherapeut. “In Duitsland komt de patiënt alleen met een verwijzing van de huisarts. Deze stelt de diagnose, bepaalt de inhoud en duur van de behandeling en blijft ook eindverantwoordelijk. Je werkt dus minder zelfstandig.” Als Berents switcht naar een praktijk waar alleen Nederlandse collega’s werken, merkt ze dat ze meer vrijheid krijgt. “De huisartsen gaven dan bijvoorbeeld als diagnose ‘lage rugpijn’ en lieten de behandeling verder aan ons over.”

In Australië heeft Berents juist heel zelfstandig gewerkt. “Daar hebben patiënten geen verwijzing nodig. Met lichamelijke klachten gaan ze direct naar de fysiotherapeut, soms zelfs met een gebroken enkel. De fysiotherapeut kan zelf naar het ziekenhuis verwijzen, voor röntgen bijvoorbeeld. Voordeel is dat je patiënten veel sneller ziet, waardoor de behandeling effectiever is.”

Waar Berents nog weleens aan terugdenkt, is het gebrek aan administratieve lasten in Duitsland. “We werkten nog niet met de computer, maar gewoon met kaarten. Er waren ook niet zo veel voorwaarden waar je als fysiotherapeut aan moest voldoen. Maar ik weet niet of dat tijd- of landgerelateerd is.”

Tandarts Wil van der Sanden: ‘Patiënten komen voor jou en accepteren niet dat je er niet de hele week bent’

Tandarts en universitair docent Wil van der Sanden (56) uit Malden heeft van 1987 tot 1999 een eigen praktijk in Duisburg. Terugkijkend vertelt hij: “In die tijd wilde je meteen een eigen praktijk starten, maar door een overschot aan tandartsen in Nederland waren er in Duitsland meer kansen. In die tijd was het gebruikelijk om een half jaar in een praktijk te gaan werken die je zou kunnen overnemen. Op die manier kon je onderzoeken of je wel in Duitsland wilde wonen en werken, en kon je ook de patiënten leren kennen. Bij mij is het ook zo gegaan.”

Wat sterk afwijkt van de Nederlandse praktijk, is het systeem van declareren. “Ik weet nog dat ik hele rijtjes moest leren wanneer je welke verrichtingen kon declareren.” Een ander verschil is dat er meer werd vergoed. “Je kon daardoor meer tandheelkundige oplossingen aanbieden, dat maakte het werk interessant.”

Het wonen in Duitsland is de tandarts goed bevallen. “Het was een schitterende periode, mede door de grote steden en het enorme culturele aanbod. Maar misschien ervoer ik dat sterker omdat ik uit een klein dorp kwam.”

In de loop van de jaren neemt in Duitsland de regeldruk toe en wordt de manier van budgetteren steeds nijpender. “Je had te maken met honderd verschillende zorgverzekeraars en dan ook nog met budgetten per behandelaar en per patiënt.” Als Van der Sanden er parttime een promotiebaan bij de Radboud Universiteit naast krijgt, merkt hij dat een parttime tandarts in Duitsland niet gewaardeerd wordt. “De patiënten komen voor jou en accepteren niet dat je er niet de hele week bent.”

Omdat Van der Sanden toch het behandelen van patiënten en werken aan de universiteit wil combineren, kiest hij ervoor om na twaalf jaar terug te keren naar Nederland. “Ik ben nu medewerker in een praktijk en ik ben docent. Ik heb daardoor minder last van de regeldruk en ik heb de afwisseling die ik zo prettig vind.”

 

Delen