Een telefoontje van de specialist
Vandaag word ik over zorgwekkende klachten en een ongunstige uitslag opgebeld door de specialist die mij behandelt. Het is twaalf uur, maar het telefoontje is nog niet gekomen. Kan ik even naar het toilet? Hij belt op de vaste lijn, maar gelukkig zijn hierop drie losse toestellen aangesloten. Eén ervan neem ik mee naar de wc. Voor de zekerheid houd ik ook het mobieltje in mijn broekzak.
Nee, het is niet bekend hoe laat het telefoontje komt. Ik mag al blij zijn dat hij belt, want we zouden elkaar pas weer over drie maanden zien. Daarvoor was overigens nog geen afspraak gemaakt. Er zou iets mis zijn met het computersysteem van het ziekenhuis; drie maanden vooruitplannen lukte niet meer. Een telefonisch consult tussendoor ging wel.
Wanneer het zoals nu om spannende medische zaken gaat, heb ik liever eerder een telefoontje dan dat ik lang moet wachten op een – nog niet in te plannen – afspraak. Toen ik een week geleden de secretaresse van de specialist belde, schrok deze van wat ik zei. “Jammer dat u vanochtend niet heeft gebeld, want toen was hij hier. Nu moet u een week wachten.”
Wanneer mijn klachten zouden toenemen, moest ik eerder aan de bel trekken, maar “dan krijgt u wel een dokter die niets van u weet.” Ook al zoiets. Wat moest ik doen: nog even aanzien met het risico dat de klachten erger zouden worden of mij laten adviseren door een onbekende specialist? Ik koos voor het eerste.
Hoe moet je een complexe situatie in een paar minuten helder verwoorden?
De klachten zijn niet erger maar ook niet veel minder geworden. Dat geldt ook voor de angst: ik maak mij zorgen over de toekomst. Een geruststelling kan niet vroeg genoeg komen. Vorige keren kwam het telefoontje na de visiteronde aan het eind van de ochtend. Maar vandaag dus niet. Hopelijk word ik niet vergeten. Terwijl ik dit schrijf krab ik een wond op mijn rechteronderbeen open; ik voel bloed.
Gisteren heb ik het telefoongesprek voorbereid. Tot in details. De tijd van een dokter is immers kostbaar. Dus geen gezeur. Maar het gaat nu niet over een gebroken arm of een te hard werkende schildklier. Er spelen meerdere aandoeningen en ik slik een aardige zwik pillen, waarvan de bijwerkingen een deel van mijn klachten zouden kunnen verklaren.
Hoe moet je een complexe situatie in een paar minuten helder verwoorden? Gisteravond kwam in mij op dat je je als patiënt het best in de schoenen van de specialist kunt verplaatsen. Die heeft toch slechts oor voor dat deel van jouw verhaal wat tot zijn vakgebied behoort. Probeer je dus daarop toe te spitsen. Dat heb ik keurig gedaan. Vragen buiten zijn specialisme stellen levert louter ergernis op.
Het is lunchtijd. Ik ga ervan uit dat er nu geen telefoontje komt. Maar je weet nooit. In mijn tijd als huisarts was het telefonisch spreekuur juist tussen de middag gepland. Met een halve boterham in de mond had je patiënten aan de lijn, terwijl ondertussen ook nog een reeks recepten ondertekend moest worden.
Ik eet een paar stukjes kaas, drink met kleine slokjes een glas melk. Doet de telefoon het wel? Het is al de derde keer dat ik dit controleer. Mijn aantekeningen gaan overal mee naar toe. Die moet je geen minuut uit het oog verliezen. Niets beroerder wanneer direct de telefoon gaat en alle vragen elders liggen. Je kunt een drukke specialist natuurlijk niet vragen om even een minuutje te wachten.
‘Lijden’ en ‘geduld hebben’ horen bij elkaar
Een vorige keer heb ik de secretaresse gevraagd hoe laat ik ongeveer op een telefoontje kon rekenen. Dat kon de hele dag komen tot het begin van de avond. Maar gezondheid gaat uiteraard voor alles; daar moet je maar wat wachten voor overhebben. De agenda is leeg gehouden, een rondje fietsen zit er vandaag niet in, anderen die bellen krijgen direct te horen dat je hen zult terugbellen.
Ik kom tot niets. Ooit belde ik aan het eind van de middag op óf ik überhaupt nog een telefoontje kon verwachten. Jazeker maar het kon iets later worden. Toch goed dat ik contact had opgenomen. Dan kon de secretaresse de specialist eraan herinneren dat hij mij nog moest bellen. Volgens mij was de afspraak vergeten.
Het woord ‘patiënt’ komt van Latijnse ‘patiens’ en in dit zelfstandig naamwoord zit ‘pati’ wat ‘lijden’ betekent. Maar hetzelfde werkwoord wordt ook vertaald als ‘dulden’, waarvan het Franse ‘patience’ afkomstig is. ‘Lijden’ en ‘geduld hebben’ horen dus bij elkaar. Geen mooier moment dan juist nú om dat te ervaren.
1 reactie
Geduld is een schone zaak, maar niet eindeloos. Dit opstel heeft mij spanning opgeroepen, welke zeer binnenkort een vervolg verwacht.
Martien Veekens
10 september 2020 / 22:55