Een troostrijke gedachte

Inmiddels meer dan dertig jaar geleden is de broer van onze toenmalige doktersassistente dodelijk verongelukt. Hij vloog met zijn motor uit de bocht en knalde tegen een boom. Ik heb de jongen nooit ontmoet. De herinnering aan deze tragedie is gekoppeld aan een pijnlijk detail: het slachtoffer was niet op slag dood; op zijn wang lag nog een traan.

André-Pierre Pinson (1746-1828) was een Franse chirurg, maar ging de geschiedenis in als maker van anatomische wasmodellen. In 1784 vervaardigde hij voor het rariteitenkabinet van de hertog van Orléans een beeld van het hoofd van een jonge vrouw. De ene helft toont de anatomische structuren en de ander kant haar fraaie gelaat. Onder haar linkeroog parelt een traan.

Het nog altijd gave wasmodel is tot 26 juni a.s. te zien op de buitengewoon boeiende expositie Das Gehirn in Kunst & Wissenschaft in de prachtige Bundeskunsthalle te Bonn. Die levensecht vervaardigde traan ontroerde mij. Terwijl mijn blik zich richtte op dat beeld, kwam daar plots uit het niets de herinnering aan de overleden broer van onze assistente.

Natuurlijk was het logischer geweest wanneer ik op dat moment had moeten denken aan de traan die tijdens de huwelijksviering van Willem-Alexander en Máxima Zorreguieta op 2 februari 2002 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam op het gelaat van onze huidige koningin verscheen, toen bandoneonist Carel Kraayenhof Adíos Nonino van Astor Piazzolla begon de spelen.

Waarom ontroerde mij dat wassen model met die traan? Hoe vond die ontroering in mijn brein pijlsnel haar weg naar een – meer dan drie decennia oude – herinnering aan iemand die ik niet kende? Waarom koos de ontroering niet voor de associatie met een moment dat bij de meeste Nederlanders en ook bij mij in het geheugen is gegrift? Ik heb er stevig over nagedacht.

‘Waarom ontroerde mij dat wassen model met die traan?’

Ons brein telt gemiddeld 86 miljard zenuwcellen. Elk van deze cellen kan met circa 5000 andere zenuwcellen verbinding maken. Samen verbruiken onze zenuwcellen ongeveer evenveel energie als een spaarlamp van 20 Watt. Dit zijn natuurlijk verbazingwekkende feiten maar zij gaan ons bevattingsvermogen te boven. Wie zou ik zijn wanneer ik slechts 80 miljard zenuwcellen had?

Verderop de tentoonstelling ligt de opvallend kleine schedel van René Descartes (1596-1650). De befaamde filosoof overleed en werd begraven in Zweden. Toen zijn stoffelijke resten na zestien jaar naar Frankrijk verhuisden, is zijn schedel vervangen. Pas circa anderhalve eeuw later kwam de echte schedel via een schenking van een casino-eigenaar weer in Franse handen.

De Franse filosoof en wiskundige Descartes, één van de grootste denkers uit de traditie van het rationalisme, stelde met ‘Ik denk, dus ik ben’ (cogito ergo sum) dat geest en lichaam gescheiden zijn. Velen, waaronder de neuroloog Antonio Damasio in zijn boek De vergissing van Descartes (1994), hebben dit bestreden, maar in ons dagelijks leven houdt dit dualisme nog altijd fier stand.

Vragen over ons brein gaan vaak over de locatie van emoties, gevoelens, herinneringen, kennis, het aansturingssysteem van ons handelen en ons bewustzijn. Veel lastiger is het om te verklaren hoe het zien van een wasmodel met een traan een niet vanzelfsprekende herinnering oproept, waarover ik ook nog in staat ben om na te denken. En wie is ‘ik’, die uiteindelijk de regie voert?

Kunnen wij nadenken over vragen die het bevattingsvermogen van ons brein te boven gaan? Of wordt dat nadenken dan speculeren? Stel dat René Descartes een heel klein beetje gelijk had en dat er wel zoiets zou bestaan als een immaterieel stukje ‘ik’ als bron en bestemming van ons leven. Ofschoon dit buiten bereik van ons denken valt, zou dit een troostrijke gedachte zijn.

Das Gehirn in Kunst & Wissenschaft, tot 26 juni 2022 te zien in de Bundeskunsthalle te Bonn. Bij deze expositie verscheen een catalogus (272 pagina’s) uitgegeven door Hirmer Verlag (München)

Delen