Een val op Griekse bodem

Het is precies zoals patiënten dat vaak zelf treffend verwoorden: niet ‘plots viel ik’, maar ‘plots was ik gevallen’. Onvoltooid en voltooid verleden tijd vallen dan samen: ineens was het gebeurd. Na een uurtje varen had de boot ons vanuit Kos zuidwaarts naar het vulkaaneiland Nissyros gebracht. Daar ontsnapten wij aan de kudde die in bussen de imposante krater zou bezoeken en sjokten het schilderachtige hoofdplaatsje Mandráki binnen.

Na nog geen paar honderd meter lig ik plots op de grond: mijn linkerknie raakt als eerste het met gruis bedekte wegdek. Tijdens mijn val probeer ik nog mijn peperdure camera te beschermen. Moeizaam krabbel ik overeind. Op mijn knie zit een grote, gapende wond vol grijze smurrie. Het lijkt of daaronder bot zichtbaar is. Aan de wond hangt een flard huid. Mijn fototoestel komt er beter vanaf.

De wond bloedt niet en doet geen pijn. Ik durf niet opnieuw te kijken. Hoop wint het van gezond verstand

De wond bloedt niet en doet geen pijn. Ik durf niet opnieuw te kijken. Hoop wint het van gezond verstand. Wellicht valt het mee. We melden ons bij een apotheek voor jodium en verbandmateriaal. In één oogopslag heeft de man achter de balie echter door dat het niet om zomaar een schaafwond gaat. Wat verderop is een ‘medical office’, een bord en oude ambulance voor de deur van de praktijk wijzen ons de weg.

Half verdwaasd stap ik een kleine, donkere wachtkamer binnen. Twee grote zuurstoftanks flankeren een stoel. De ruimte is gevuld met een paar mensen, waarvan ik aanneem dat het patiënten zijn. Een man in spijkerbroek en roze poloshirt komt op mij af. Nadat ik hem de kniewond heb laten zien, geleidt hij mij direct door naar een behandelkamer uit de jaren vijftig met boven de onderzoekbank een operatielamp.

Wanneer we slapen, is het donker. Hoe anders is de vaak zo lege en kale wereld voor iemand die ligt? Schuin voor mij valt mijn oog op een zwarte ronde klok, precies zo één als mijn vader ooit van een artsenbezoeker kreeg als reclame voor Roosvicee. De wijzers staan stil. Ik hoor mensen binnenkomen en weglopen. Wat gebeurt er? Ik lijk los van mijn lichaam te liggen. Met een straal water wordt verschillende malen de wond schoongespoeld.

De vriendelijke man die ons ontving staat naast mij. “Bent u de dokter”, vraag ik. “Nee”, zegt hij, “ik ben ‘paramedical’; de dokter staat daar.” Hij wijst naar een vrouw die mij was ontgaan en die zich ook niet heeft voorgesteld. Op momenten waarop het er écht toe doet, is ‘shared decision-making’ een volstrekt ridicuul fenomeen. Je kunt niet anders dan jezelf overgeven aan de zorg die je krijgt.

Met vier hechtingen en een antibioticum dat in Nederland de wenkbrauwen doet fronsen kom ik er gelukkig buitengewoon genadig vanaf. De dokter, die in Nederland vanwege deze armzalige praktijk door de inspectie zeker in de ban zou worden gedaan, krijgt van mij een grote pluim. Ze is de enige arts op Nissyros en heeft dag en nacht dienst.

“Het is een drama dat zij niet kan worden afgelost door een collega”, zegt de taxichauffeur die ons diezelfde middag nog naar één van de mooiste plekjes op het eiland rijdt. Hij vertelt dat de vrouw uit Rusland afkomstig is, in Thessaloniki in een ziekenhuis heeft gewerkt en vandaar naar Nissyros is gekomen, met achterlating van haar familie. Dat verklaart waarom ze geen Engels, Frans of Duits spreekt en op Google niet kan worden getraceerd. De ‘paramedical’ fungeert als tolk en ambulancechauffeur maar bovenal getuigt hij van een compassie zoals je die in Nederland zelden meemaakt.

Delen