Eén voor allen, allen voor één
Kent u ze: de drie musketiers Aramis, Porthos en Athos, die grote hindernissen, ontberingen en verwondingen overwinnen met hun welbekende filosofie: één voor allen, allen voor één? Als je de kranten mag geloven dan lijken onderzoekers meer op hun aartsrivaal kardinaal Richelieu: ieder voor zich en God (of in dit geval De Wetenschap) voor ons allen.
Denk aan twee post-docs die aan hetzelfde project werken. Degene met de beste resultaten mag samen met de baas het geld in ontvangst nemen en stelt daarmee zijn toekomst veilig. Ik zou acuut mijn logboek verstoppen, mijn aantekeningen verbergen en mijn computer vergrendelen. Aanvragen voor overheidssubsidies via de Nederlandse Organisatie van Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) worden slechts in 15 procent van de gevallen gehonoreerd, zo vertelt de Volkskrant. Forse competitie. Als je mee wilt spelen moet je mankracht en tijd investeren. Misschien is het voor niks, maar als je het niet probeert, heb je sowieso verloren. Een beetje competitie is goed – het houdt je scherp. Te veel competitie werkt verlammend en verdringt de potentie van samenwerken.
Te veel competitie werkt verlammend en verdringt de potentie van samenwerken
Eén keer per jaar zoeken mijn professoren een congres uit dat relevant is voor de hele onderzoeksgroep. Vorige week zaten we met 25 promovendi, postdocs en profs in een vijftal appartementen in Parijs. We deden actief mee aan het congres. Beide bazen gaven lezingen, tijdens postersessies stond een aantal hun laatste werk toe te lichten en drie collega’s mochten het podium op om een ten-minute-oral-session te verzorgen.
Ons Parijs was bijna het Parijs van de musketiers. Er waren hindernissen (het last minute regelen van eetgelegenheden voor enorme aantallen eters), ontberingen (het opstaan na de langdurige sociale activiteiten van de vorige avond) en verwondingen (met name geestelijk van aard, als na vele sessies de opslagcapaciteit van de hersenen tot een nulpunt was gereduceerd). Maar we werden gesterkt in ons motto. Als je daar zit, op het klapstoeltje van de eerste rij, en je collega met nauwelijks knikkende knieën het podium betreedt, dan voel je diens zenuwen. Dan bewonder je diens powerpoint. Dan voel je diens trots. Dan vervloek je de onvriendelijke vragensteller. Dan juich je net iets harder dan formeel gewenst zou zijn. Dan grijns je van oor tot oor als overige congresleden zich afvragen welke hechte groep onderzoekers er op de voorste rij zit. Nee hoor, je moet de kranten niet altijd geloven. Eén voor allen, allen voor één!