Een zorg minder

Op zich begrijp ik de aanbeveling van het Centraal Planbureau aan gemeenten in het rapport Naar een effectieve inkoop binnen het sociaal domein om niet te streng te zijn in het selecteren van aanbieders waarmee ze contracten afsluiten voor de levering van zorg en ondersteuning. De beschikbaarheid van een ruim aanbod voor de cliënt prikkelt aanbieders inderdaad om een goede kwaliteit te leveren, zoals het CPB stelt.

Toch is het de vraag in hoeverre het argument ‘Als er keuze is, moeten aanbieders namelijk hun best doen om de cliënt binnen te halen’ hout snijdt. Aanbieders in de jeugdzorg kunnen met elkaar concurreren om een kind binnen te halen dat getraumatiseerd is door huiselijk geweld. Maar als dat kind door zijn vader wordt geslagen omdat die zijn baan is verloren en uit frustratie is gaan drinken, is het dan niet zinvoller om dat hele gezin te begeleiden? En dan niet door het een zorgtraject binnen te loodsen maar door het te begeleiden naar een nieuw, stabiel evenwicht?

Erbij zijn voor het mis gaat

Een ander voorbeeld: aanbieders in de basis-GGZ kunnen strijden om de vrouw die door de huisarts wordt verwezen omdat ze depressieklachten heeft. Maar de gemeente kan ook – samen met ervaringswerkers en aanbieders in de welzijnssector – investeren in eenzaamheidsbestrijding door per wijk of buurt in kaart te brengen wat voor mensen daar wonen en welke problemen onder hen leven.

Gelukkig zie ik ook goede voorbeelden van gemeenten die die alternatieve route ontwikkelen en dus juist voorkómen dat mensen dat mensen van zorg afhankelijk worden of blijven. Erbij zijn voordat het mis gaat dus. Precies daarvoor was die transitie van Rijksoverheidstaken naar de gemeenten ook bedoeld.

Delen