Eendracht maakt macht

Tijdens het laatste zorgdebat van BNR en VvAA kwam de klacht weer op tafel. Zorgaanbieders voelen zich machteloos tegenover de ‘powerplay’ van verzekeraars. Is dat werkelijk zo? En wat kunnen zorgprofessionals doen om hun invloed te vergroten? 

Tekst: Rugter Vahl

 

Roger van Boxtel vindt zorgprofessionals zó negatief over verzekeraars, dat dit het draagvlak van het hele stelsel ondermijnt. Dat zei de Menzis-directeur in april tijdens het zorgdebat van VvAA in samenwerking met BNR-radio. Zijn laatste steen des aanstoots is een recent onderzoek van VvAA. Daaruit blijkt dat zorgverzekeraars niet transparant zijn over hun financiën. Zo zouden kosten voor het binnenhalen van nieuwe klanten (reclame- en acquisitiekosten) niet helder zijn en worden bovendien ten onrechte gepresenteerd als ‘zorgkosten’. En terwijl zorgverzekeraars al jaren hoge winsten maken, volgens de onderzoekers, kan de zorgpremie pas dit jaar voor het eerst omlaag. Desondanks blijven eigen vermogens erg fors in de ogen van critici en weigeren zorgverzekeraars uit te leggen waarom verzekerden niet meer premie terugkrijgen. Van Boxtel maakte zich tijdens het debat behoorlijk kwaad om wat hij ziet als ‘ongefundeerde verdachtmakingen’. Hij is het zat om als ‘bad guy’ van het zorgstelsel te worden gezien.

Samenwerken? Of kartelvorming?

De Mededingingswet (MW) verbiedt alle vormen van samenwerking of afspraken die bedoeld zijn om de concurrentie te beperken. Het is al voldoende als zorgverleners de bedoeling hebben rekening te houden met elkaar economische belangen. De MW geldt voor alle zorgverleners die ondernemer zijn, maar ook voor huisartsen. De wet beperkt de speelruimte van zorgprofessionals, maar maakt samenwerking niet onmogelijk.

Toegestaan zijn:

a)        Geïntegreerde samenwerking. Hiervan is sprake als praktijken economisch samengaan en een gezamenlijke bedrijfsvoering krijgen (fuseren). Bij kostenmaatschappen en coöperaties, waarbij zorgverleners verantwoordelijk blijven voor de eigen bedrijfsvoering, blijft het kartelverbod gelden.

b)        Interdisciplinaire afspraken. Afspraken tussen niet-concurrenten, zoals een fysiotherapeut en huisarts, vallen over het algemeen niet onder de Mededingingswet. Ook afspraken die geen invloed hebben op de onderlinge concurrentie (bijvoorbeeld over de inrichting van de administratie of objectieve kwaliteitsnormen) vallen buiten het verbod.

c)         Bagatel. Zorgverleners die hetzelfde product/dienst leveren, mogen in groepen van acht of minder gezamenlijk onderhandelen met zorgverzekeraars. Als zorgverleners niet dezelfde dienst leveren, mag het verband zelfs nog groter zijn. Bijvoorbeeld 5 huisartsen en zes fysiotherapeuten.

d)        Zorgmakelaar. Zorgverleners mogen een zorgmakelaar of advocaat inschakelen om namens hen te onderhandelen met de verzekeraar. Mits de zorgmakelaar voor elke zorgverlener apart onderhandelt en geen concurrentie-informatie uitwisselt.

e)        Coöperatie. Dat is een samenwerkingsverband waarbij vrijgevestigde zorgverleners besluiten bepaalde organisatorische of administratieve taken gezamenlijk te laten uitvoeren door een manager.

Ongelijkwaardig

Het lijkt alsof de drie belangrijkste spelers in het zorgstelsel – verzekeraars, zorgaanbieders en patiënten/consumenten – alleen maar meer tegenover elkaar komen te staan. Het zorgstelsel is inmiddels zeven jaar oud, maar nog steeds zijn de verhoudingen verre van gelijkwaardig. Aan de ene kant zijn er de zorgprofessionals, die vanuit hun medische expertise de beste zorg willen bieden. Zij voelen zich niet begrepen en soms zelfs ronduit tegengewerkt door zorgverzekeraars. Die zouden te veel met de rekenmachine in de hand beleid voeren, geen inzicht willen geven in hun huishoudboekje en te dominant zijn in het stelsel.

De zorgverzekeraars op hun beurt stellen dat zij de wettelijke opdracht hebben het zorgstelsel beter houdbaar en efficiënter te maken (regierol). Hun verwijt aan zorgprofessionals luidt dat die te veel vasthouden aan het verleden, niets van hun autonomie willen opgeven en veel te veel willen verdienen. En waar blijft die andere belangrijke speler, de patiënt c.q. cliënt? Die staat in het debat vaak aan de zijlijn. Wil ook aan de zijlijn staan. NPCF-voorzitter Wilna Wind zegt desgevraagd er helemaal geen trek in te hebben om partij te kiezen tussen zorgverzekeraars en zorgprofessionals. “Waarom zou ik? Laat ze het onderling maar uitvechten. Ik ga alleen over het belang van de patiënt. Soms is een coalitie met de dokters voor de hand liggend en soms een samenwerking met zorgverzekeraars.”

Machtsbalans
Ondanks verhitte discussies en verwijten aan elkaars adres zijn de drie partijen het over een aantal zaken hartgrondig eens. Ten eerste: de zorg in Nederland behoort tot de beste in de wereld. Ten tweede: die zorg moet goed en betaalbaar blijven. En ten derde: er dient een (machts)balans te zijn tussen zorgprofessionals, zorgverzekeraars en patiënten/cliënten.

Over hoe dat laatste moet, is er een scheiding der geesten. Zorgprofessionals lijken zich vaak machteloos te voelen tegen de grote zorgverzekeraars. De algemene klacht is dat zij hun wil opleggen aan zorgaanbieders en weigeren te luisteren. Voor kleinere spelers als de huisarts- of fysiopraktijk valt er weinig te onderhandelen. Het is ‘tekenen bij het kruisje’. Tijdens het zorgdebat gaf huisarts Bart Meijman daarvan een voorbeeld. “Wij willen een Pluspraktijk van Achmea zijn, wat onder meer betekent dat we ruimere openings-tijden hebben en een avondspreekuur. De zorgverzekeraar betaalt ons daar 10 euro extra voor per patiënt. Maar Achmea stelt als voorwaarde dat wij in onze wachtkamer een televisiescherm ophangen waar een filmpje draait over het belang van bewegen. Ik wil die tv niet. Het past niet bij onze inrichting en bovendien is er geen bewijs dat dit soort propagandafilmpjes effect sorteert. Maar Achmea zegt: geen televisie, dan ook geen Pluspraktijk. Daar valt niet over te onderhandelen. Maar het gaat wel om 50.000 euro. Ik voel me machteloos. Wil ik dit beleid van Achmea bespreken met mijn collega’s in de regio, dan moet ik zelfs oppassen dat ik de NMa niet achter me aan krijg wegens verboden ‘kartelafspraken’.”

Lees verder (pdf).

07-2013p018-020

 

Delen