Eindelijk iemand

Toen Omid Daqiq 14 jaar was, vluchtte hij van Iran naar Nederland. Hij is hier nu al 18 jaar en voltooide ondertussen een bachelor werktuigbouwkunde, een master biomedical engineering en een studie geneeskunde, maar mocht tot dit jaar niet aan de slag omdat hij geen vergunningen had. 

Tekst: Wout de Bruijne | Beeld: De Beeldredaktie/Jacob van Essen

Dit jaar is basisarts Omid Daqiq (32) hier eindelijk ‘iemand’ geworden. “In maart kreeg ik na 18 jaar in Nederland te zijn een werkvergunning. Tot die tijd bestond ik niet, want ik had geen officiële papieren, zoals een paspoort of een geboortecertificaat om te kunnen bewijzen wie ik was.” 

Daqiq bezat geen enkel document toen hij hier in 2004 als 14-jarige vluchteling uit Iran aankwam. Hij had niks en niemand, en was niemand. “Ik kwam alleen, zonder familie en vrienden. Mijn moeder en vader leefden niet meer en broers en zusters heb ik ook niet.” 

Veel meer lijkt hij over de tijd voordat hij hier kwam ook niet te willen vertellen, dan klapt hij dicht en praat hij moeizaam. Maar bepaalde opmerkingen die hij tijdens het interview maakt, suggereren een traumatisch verleden. “Mijn moeder, een Russische, stierf in het kraambed en mijn vader, Afghaans, is later een, laten we zeggen, onnatuurlijk dood gestorven.”

Wat de jonge Omid wél meebracht naar Nederland was zijn talent om te leren, zijn enorme doorzettingsvermogen en zijn positieve instelling. “Als kind al wilde ik later geneeskunde studeren. Het was als een roeping. Ik had het gevoel dat ik was geboren om arts te worden en dat dat bij mij hetzelfde was als bij iemand met een muzikaal talent die nu eenmaal muziek móet maken. Ik wilde altijd al impact hebben op het leven van anderen en had het idee dat ik met geneeskunde daarin het grootste verschil kon maken.” 

‘Ik had het gevoel dat ik was geboren om arts te worden’

Maar de weg naar dat doel was bepaald niet die van de minste weerstand. “Je komt als vluchteling eerst in een zogenaamde internationale schakelklas om Nederlands te leren, maar krijgt ook andere vakken zoals wiskunde en aardrijkskunde. Ik pikte het allemaal vrij snel op, maar toen ik mensen zoals mijn voogd en mijn mentor op school vertelde over mijn ambities in de geneeskunde, waren er weinigen die in mij geloofden. ‘Leuke droom, maar dat gaat jou niet lukken.’”

Daqiq moest eerst maar eens beginnen met vmbo. Dat deed hij voortvarend. Het lukte hem uiteindelijk zelfs een bachelor werktuigbouwkunde en master biomedical engineering in Groningen te voltooien. “Maar daarin lag nooit mijn hart”, zegt de ‘geboren’ arts. Hij volgde daarom alsnog enkele noodzakelijke vakken op vwo-niveau en kon vervolgens aan de studie geneeskunde in Amsterdam beginnen. Eind februari 2019 studeerde hij af. 

Daarmee was Daqiq er nog niet. Met twee masterdiploma’s op zak wilde hij zich specialiseren als chirurg. Maar dat kon niet. “Ik mocht niet werken omdat ik, ondanks al mijn pogingen daartoe, nog steeds geen vergunningen had gekregen. Ik had nog altijd mijn nationaliteit niet kunnen bewijzen en was dus staatloos. Zelfs vrijwilligerswerk in een ziekenhuis was verboden.”

Inmiddels belandde het verhaal van de talentrijke ‘niemand’ in 2020 in NRC en in de Leeuwarder Courant. Burgemeesters en politici gingen zich sterk maken voor ‘een man die Nederland juist zo goed kon gebruiken’. Onder hen waren oud-GroenLinks-politicus Bram van Ojik en oud-waarnemend burgemeester Pieter van Veen (VVD) van de Groningse gemeente Haren, waar Daqiq destijds woonde. Zij noemden de situatie van de jonge arts ‘inhumaan’ en probeerden aan diverse politieke touwtjes te trekken. Zonder succes. 

Maar nu, twee jaar later, is het gedeeltelijk dan toch zover: Daqiq kreeg afgelopen maart een werkvergunning voor een periode van drie jaar. Hij had gehoopt op een ‘gewone’ verblijfsvergunning, maar die kreeg hij niet. “Daar ga ik nog steeds voor, maar voor nu moet ik het hiermee doen en doorgaan met het leven.”

Daqiq kon in elk geval aan de slag en doet momenteel promotieonderzoek in het UMCG in Groningen naar 3D-computersimulatie. Daarnaast helpt hij als basisarts bij huisartspraktijken in Leeuwarden. “Ik heb enkele eigen spreekuren. Ik vind het leuk om te doen en hou tegelijkertijd mijn klinische
kennis op peil. Uiteindelijk wil ik nog steeds chirurg worden.”

Nu hij kan terugkijken op de achterliggende afgesloten lange periode, doet Daqiq dat zonder rancune. “Dat zit niet in mijn karakter, ik kijk niet veel achterom. Wat mij betreft had het allemaal sneller en beter gekund als sommige starre overheidsregels anders waren geweest. Er is zoveel tijd verloren, maar het heeft geen zin daar lang bij stil te staan. Er zijn wel momenten geweest dat ik heel gefrustreerd was en het even niet zag zitten en me depressief voelde. Maar liever focus ik me op het heden en de toekomst.”

‘Ik ken de andere culturen nog wel, maar vóel ze niet meer’

Daqiq noemt zichzelf een vechter. Niet in de zin van geweld – “een geweer zou ik nooit kunnen vasthouden” – maar in de betekenis van doorzetten. “Ik moest al vroeg volwassen worden en leerde belangrijke levenslessen. Zoals dat je het nooit allemaal alleen kan doen. Ik ben op de goede momenten de goede mensen tegengekomen. Zij hielpen en ondersteunden mij, zoals hoogleraren in ziekenhuizen die in mij geloofden.”

Inmiddels woont Daqiq meer dan de helft van zijn leven in Nederland. Het bevalt hem hier goed, ondanks al het gedoe rond zijn vergunningen. “Ik voel mij Nederlander. Mijn leven van vóór mijn komst hier is ondertussen vervaagd of aan het vervagen. Ik ben geboren in Rusland en groeide op in Teheran. Ik ken de andere culturen nog wel, maar vóel ze niet meer.”

Wat de nieuwkomer in 2004 het meest opviel, was de directheid van de Nederlanders. “Ik had daar in het begin wel moeite mee, maar ben die eigenschap in de meeste gevallen wel als iets goeds gaan zien. Het is een uiting van de vrijheid hier, die je in veel andere landen niet krijgt. Ook als zorgprofessional ben je gebaat bij kritiek. Je moet daarvoor openstaan als die respectvol wordt gebracht. Kritiek brengt je verder. En dat is wat ik wil, me ontwikkelen, verbeteren. Niet achter- maar vóóruit.”

Delen